Alles voor je lijst

  1. Home
  2. /
  3. Literatuur
  4. /
  5. Alles voor je lijst
Insert Content Template or Symbol

uitleg
  • Uitleg

Leesautobiografie

In de leesautobiografie beschrijf je je leeservaringen tot nu toe.
Hieronder vind je aantal vragen die je jezelf kunt stellen bij het verzamelen van informatie voor je biografie.

  1. Wat voor boeken las je op de basisschool? Welke schrijvers en titels kun je je nog herinneren? Weet je ook nog wat je er leuk aan vond?
  2. Wat voor soort boeken vond je niet leuk?
  3. Zijn er zaken die je toen belangrijk vond en nu niet meer? Ben je bepaalde eigenschappen belangrijker gaan vinden?
  4. Welke boeken heb je in de onderbouw gelezen? Weet je nog waarom je die gekozen hebt? Ben je tevreden over je keuze?
  5. Kun je beschrijven wat er in je voorkeuren is veranderd. Zijn er omstandigheden of mensen die jou hebben beïnvloed?
  6. Heb je een idee welke boeken je de komende twee jaar gaat lezen? Aan welke eisen moeten die boeken voldoen?

Opdracht

Schrijf je leesautobiografie. Schrijf daartoe een verslag van 1- 2 A4’tjes. Laat je biografie beoordelen door klasgenoten en/of docent. Als jullie werken met een leesdossier stop je het daar in.

Alternatieve opdracht

Maak van je verzamelde materiaal een filmpje. Vertel daarin over je ervaringen en laat voor zover mogelijk de boeken zien en lees een paar aansprekende fragmenten voor (zie filmpjes).

Leesverslag

In het leesverslag moeten o.a. de volgende zaken aan de orde komen:

  1. Verwachting en eerste reactie
  2. Beknopte samenvatting en analyse
  3. Eindoordeel en evaluatie

Personages
Hoofd- en bijfiguren zijn personages in een roman of verhaal. We maken onderscheid tussen karakters (round characters) en types (flat characters). Stel vast wie of wat de belangrijkste hoofdperso(o)n(en) en bijperso(o)n(en) en wat hun onderlinge relaties zijn. Beschrijf hierbij zowel het uiterlijk als innerlijk.


Als een hoofdpersoon niet uitnodigt tot identificatie spreek je van een antiheld. Van een karakter kom je veel over zijn gevoelens en gedachten te weten. Een karakter maakt een ontwikkeling door. Types leer je oppervlakkig kennen en vooral het uiterlijk wordt beschreven. Als de naam van een verhaalfiguur een extra betekenis heeft spreek je van een speaking name. Identificatie (je kunnen inleven in de hoofdfiguur) is erg belangrijk voor de spanning in een verhaal.

Tijd
Een schrijver speelt met de tijd om het verhaal spannend te maken. 

Worden de gebeurtenissen in de volgorde verteld waarin ze zich hebben afgespeeld dan noem je het een chronologisch verhaal. De fabel van een verhaal is een korte zakelijke chronologische weergave van de belangrijkste gebeurtenissen. Een sujet is een samenvatting in de volgorde van het boek. Een flashback onderbreekt de chronologie van een verhaal, is een terugblik in het verleden. Een flashforward verwijst naar iets wat nog te gebeuren staat. Als de schrijver stukken tijd samenvat in een aantal woorden spreek je van tijdverdichting. Je spreekt van een tijdsprong als de schrijver periodes overslaat (regels wit) en daar geen woorden aan besteedt. Laat de schrijver de gebeurtenissen langer duren dan ze normaal aan tijd gekost zouden hebben dan maakt hij gebruik van tijdvertraging. De vertelde tijd geeft aan hoelang de gebeurtenissen hebben geduurd (uren, dagen, jaren…). De verteltijd is de tijd die schrijver nodig heeft om het verhaal te vertellen ( je drukt de verteltijd uit in regels, pagina’s).

Ruimte
Onder de ruimte verstaan we niet alleen de plaats van handeling, maar ook het weer, seizoen, verleden en toekomst. De ruimte zorgt voor sfeer en spanning. Past de ruimte bij de handeling dan spreek je van overeenkomst tussen ruimte en handeling. Omgekeerd spreek je van contrast tussen ruimte en handeling.

Perspectief
We onderscheiden de volgende perspectieven:

  1. Ik-perspectief
    Er is een ik-figuur die beschrijft wat hij meemaakt
    of heeft meegemaakt. De ik-figuur is tevens is de ik-verteller.

  2. Personaal (hij/zij-) perspectief
    Er is een hij- of zij-figuur door wiens ogen je de gebeurtenissen
    meemaakt. Je hebt hier te maken met een hij/zij-verteller (= personale verteller)

  3. Alwetend of auctoriaal perspectief
    De alwetende (auctoriale) verteller neemt niet deel aan de handeling en geeft commentaar op de gebeurtenissen.

Thematiek

  1. Motieven
    Motieven zijn steeds terugkerende elementen in een verhaal. We onderscheiden drie soorten motieven:

    a. Abstracte motieven (literair historische motieven)
    Het gaat hierbij over abstracte (ongrijpbare) begrippen als onmacht, liefde, toeval, eenzaamheid, oorlog.

    b. Leidmotieven
    Het gaat hier over terugkerende tastbare zaken. Deze hebben een symbolische betekenis. Een dobbelsteen (toeval) kan bijvoorbeeld een leidmotief zijn.

    c. Klassieke motieven
    Het gaat hier om verhaalelementen die we al in klassieke verhalen tegenkomen. Denk aan het oedipusmotief.

  2. Thema
    Het thema (grondmotief ) is de kortste aanduiding van het centrale probleem waar het verhaal over gaat.

  3. Titelverklaring
    De titel zegt vaak iets over het thema. Soms is de titel duidelijk (De aanslag), maar soms zul je verder moeten zoeken om de betekenis te duiden (Van de koele meren des doods).

  4. Motto
    Een motto (vaak een citaat of tekstfragment voor in het boek) geeft de bedoeling van het boek weer.
    Lang niet elk boek heeft een motto. Een motto is niet hetzelfde als een opdracht.

Stijl
Als je het hebt over ‘de stijl van een schrijver’ bedoel je alles wat
opvallend is aan zijn taalgebruik. Je let op zijn zinnen (kort of lang),
gebruik van bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden, moeilijk of makkelijk woordgebruik, veel/weinig gebruik van stijlfiguren etc.


Het balansverslag

Aan het eind van elk leerjaar moet je een balansverslag schrijven. In zo’n verslag maak je de balans op van wat je in het afgelopen jaar hebt gelezen en geleerd. 

In elk geval moet je in je verslag de volgende punten aan de orde laten komen.

  • Welke boeken heb je gelezen? Welke boeken vond je leuk en welke niet? Motiveer je antwoord.
  • Is je manier van lezen veranderd? Indien ja, beschrijf de verandering.
  • Heb je een favoriet thema of favoriete schrijver ontdekt, of ben je een bepaald genre gaan waarderen?
  • Ben je bepaalde eigenschappen (bijvoorbeeld chronologisch, niet-chronologisch of een bepaald perspectief) anders gaan waarderen?
  • Herlees je leesautobiografie en eventuele andere balansverslagen en geef aan of je persoonlijke smaak is veranderd?
  • Ga je nu anders met literatuur/lezen om dan aan het begin van de vierde klas ? Zo ja, wat is het verschil? Geef voorbeelden. Zo niet, wat is dan hetzelfde gebleven en waarom is dat niet veranderd? Geef voorbeelden.
  • Is je manier van werken (bijvoorbeeld het maken van leesverslagen) veranderd de afgelopen tijd? Zo ja, op wat voor een manier? Geef voorbeelden. Zo niet, waarom niet?

video
  • Video

uitleg
  • Checklist boekverslag

Verslag 1 2 3 4 5 6 7 8 9101112
Titelbeschrijving            
Auteur            
Titel(cursief)            
Nummer leesverslag            
Inhoudsopgave            
Motivatie            
Eerste reactie            
Zakelijke gegevens            
Auteur            
Titel            
Uitgever            
Plaats            
Jaartal eerste druk            
Aantal bladzijden            
Bronnen (ook webadressen)            
Samenvatting            
Analyse            
Titelverklaring            
Motto (en betekenis voor het verhaal)            
Motieven            
Thema            
Spanning / open plekken            
Personages            
Tijd; (verhouding) fabel / sujet            
Structuur (delen / hoofdstukken enz.)            
Perspectief (inclusief citaten)            
Ruimte            
Stijl (inclusief citaten / voorbeelden)            
Genre            
Eindoordeel            

uitleg
  • Uitleg: Het schoolexamen literatuur

Voor het schoolexamen Nederlands literatuur moet je in de klassen 4, 5 (havo en vwo) en 6 (vwo) beargumenteerd verslag doen van je leeservaringen met een aantal door jezelf geselecteerde literaire werken. Je moet minimaal 8 (havo) of 12 (vwo) boeken lezen die oorspronkelijk geschreven zijn in de Nederlandse taal. Op het vwo moet je van die twaalf boeken minimaal drie werken van voor 1880 lezen. 

Zie: Examenblad

Je moet daarnaast een aantal literaire begrippen kennen om literaire teksten te kunnen analyseren. We behandelen hier een aantal van deze begrippen en je zult bij het lezen van een aantal verhalen/verhaalfragmenten moeten laten zien dat je ze kan toepassen.

Het is belangrijk dat je een eigen smaak ontwikkelt. Op deze website vind je een groot aantal links naar websites van/over schrijvers. Ook op de pagina’s literatuurgeschiedenis vind je veel informatie over schrijvers en literaire stromingen. In de bovenbouw wordt er begonnen met de behandeling van de hoofdlijnen van de literatuurgeschiedenis. De door jou gelezen literaire werken moet je namelijk kunnen plaatsen in historisch perspectief.

In de vierde klas begin je met het beschrijven van je leeservaringen tot op dat moment in een leesautobiografie. Vervolgens leer je wat er in goed leesverslag hoort te staan en tenslotte evalueer je je ervaringen in een balansverslag.

Of je cijfer meetelt bij het vak Nederlands of bij een apart vak literatuur is per school verschillend.
Zie het PTA voor het vak Nederlands of vraag het aan je docent.

Het leesdossier

Sommige scholen werken met een leesdossier. Als dat zo is, zal dat in je PTA staan en zal je docent vertellen wat daar in moet zitten. Meesstal zullen de volgen zaken in je dossier moeten zitten: 

  • een leeslijst: een lijst met de titels van de 8 of 12 (of meer) door jou gelezen boeken met de nodige bibliografische gegevens; 
  • de verzamelde achtergrondinformatie: samenvattingen of verwijzingen naar gebruikte bronnen;
  • verwerkingsopdrachten waarmee je laat zien dat je je in het literaire werk verdiept hebt;
  • als je school dat vraagt, je leesautobiografie en één of meer balansverslagen.

uitleg
  • Top 33 gelezen boeken op de middelbare school

Hieronder vind je de 33 door leerlingen meest gelezen boeken voor de lijst. Erachter staat het cijfer dat gemiddeld door de leerlingen werd gegeven voor het boek

Positie|Titel                                                                                                                         | Auteur           |Cijfer  
1         Het gouden eiT. Krabbé6,8
2De aanslagH. Mulisch7,1
3Karel ende ElegastOnbekend
5,9
4Het dinerH. Koch6,7
5HersenschimmenJ. Bernlef7,2
6De donkere kamer van DamoklesW.F. Hermans6,6
7Van den vos ReynaerdeWillem6,2
8Max HavelaarMultatuli6,2
9Turks fruitJ. Wolkers6,6
10Sonny BoyA. van der Zijl7,2
11Het behouden huisW.F. Hermans6,7
12WarenarP.C. Hooft5,7
13Joe speedbootT. Wieringa6,9
14OeroegH. Haasse6,6
15Alleen maar nette mensenR. Vuijsje6,8
16KaasW. Elsschot5,9
17VentouxB. Wagendorp7,0
18Bint *F. Bordewijk5,9
19Twee vrouwenH. Mulisch6,9
20Alles wat er wasH. Bervoets7,4
21Bezonken roodJ. Brouwers6,6
22De tweelingT. de Loo6,9
23KarakterF. Bordewijk6,6
24De passievruchtK. Glastra van Loon7,0
25Zomerhuis met zwembadH. Koch7,1
26Erik en het klein insectenboekG. Bomans6,6
27Dagen van grasP. Huff6,9
28De belofte van PisaM. Bouzamour7,2
29IsabelleT. de Loo6,9
30BirkJ. Robben6,8
31MagnusA. Lubach7,3
32SiegfriedH. Mulisch7,3
33Het bittere kruidM. Minco6,4
*Bij Bint is ook de uitgave Blokken, Knorrende beesten, Bint in dit aantal meegerekend 

uitleg
  • Links

oefening
  • Oefening 1  
  • Welk tijdvak in de geschiedenis hoort bij welke literaire stroming?

oefening
  • Oefening 2
  • Stijlkenmerken

oefening
  • Oefening 3
  • Literaire analyse

oefening
  • Oefening 4
  • Literaire begrippen

oefening
  • Oefening 5
  • Literaire stromingen

oefening
  • Oefening 6
  • Ken je klassiekers

oefening
  • Oefening 7
  • Boekenquiz

oefening
  • Oefening 8
  • Toets literatuurgeschiedenis

oefening
  • Oefening 9
  • Pseudoniemen

oefening
  • Oefening 10
  • Beroemde openingen

oefening
  • Oefening 11
  • Literaire analyse

CambiumNed op Learnbeat

Gebruik de beste oefensite voor het vak Nederlands nu ook in de klas!