Voorzetsels, bij- en voegwoorden

  1. Home
  2. /
  3. Woordsoorten
  4. /
  5. Voorzetsels, bij- en voegwoorden
Insert Content Template or Symbol

uitleg
  • Uitleg

Voorzetsels
Voorzetsels komen nooit alleen voor. Ze staan aan het begin van een zinsdeel met een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord: Zij gaan met vakantie naar Noorwegen. Geef het maar aan haar.
Als zowel voor als na een zelfstandig naamwoord een voorzetsel staat, spreek je van een voorzetselverbinding: op basis vanter voorkoming van.

Bijwoorden
Bijwoorden zeggen iets van:
– Een gezegde: Hij loopt hardVandaag komen de nieuwe computers. Wanneer gaat hij weg?
– Een bijvoeglijk naamwoord: Dat is een erg mooie kanarie. Dat is een tamelijk uitgekookt meisje.
– Een ander bijwoord: Hij loopt heel snel. Hij praat erg hard.

Opmerking:
Sommige bijwoorden kunnen gesplitst worden: Daarbij laat ik het. – Daar laat ik het bij.
Je benoemt beide delen als één geheel.

Voegwoorden
Voegwoorden zijn woorden als en, maar, of, want, als, dat enz. Het zijn verbindingswoorden. Ze verbinden zinnen of woorden met elkaar: Kom je als je je huiswerk af hebt? Wil je cola of sinas?

Opmerkingen:
Voegwoorden zijn nooit een zinsdeel of zinsdeelstuk.
Voegwoorden kunnen nevenschikkend en onderschikkend zijn. 

video
  • Video voorzetsels

video
  • Video bijwoorden

video
  • Video voegwoorden

oefening
  • Oefening 1 
  • Voorzetsels

oefening
  • Oefening 2
  • Voorzetsels

oefening
  • Oefening 3
  • Voorzetsel, bijwoord of voegwoord

oefening
  • Oefening 4
  • Voorzetsels

oefening
  • Oefening 5
  • Voorzetsels

oefening
  • Oefening 6
  • Voorzetsels (na of naar)

oefening
  • Oefening 7
  • Voorzetselverbindingen

oefening
  • Oefening 8
  • Bijwoorden

oefening
  • Oefening 9
  • Voegwoorden

oefening
  • Oefening 10
  • Voegwoorden

CambiumNed op Learnbeat

Gebruik de beste oefensite voor het vak Nederlands nu ook in de klas!