Nederlands

Training Inhoud

Uitklappen

Woordsoorten 9 Paragrafen | 52 Oefeningen

Uitbreiden

Hoofdstuk inhoud

0% voltooid 0/9 stappen

Werkwoorden

woordsoorten – werkwoorden – oefening 1

woordsoorten – werkwoorden – oefening 2

woordsoorten – werkwoorden – oefening 3

woordsoorten – werkwoorden – oefening 4

Oefening 5 – werkwoorden hebben en zijn

Oefening 10 – hebben of zijn

Oefening 6 – werkwoorden

Lidwoorden

woordsoorten – lidwoorden – oefening 2

woordsoorten – lidwoorden – oefening 3

woordsoorten – lidwoorden – oefening 4

woordsoorten – lidwoorden – oefening 5

Oefening 1 – lidwoorden

Zelfstandige naamwoorden

woordsoorten – zelfstandige naamwoorden – oefening 1

woordsoorten – werkwoord of zelfstandig naamwoord – oefening 3

woordsoorten – lidwoord, bijvoeglijk of zelfstandige naamwoord – oefening 4

Oefening 2 – zelfstandig naamwoorden

Voornaamwoorden

woordsoorten – hen of hun – oefening 2

woordsoorten – hen of hun – oefening 3

woordsoorten – hen of hun – oefening 4

woordsoorten – je, jou en jouw, u en uw – oefening 5

Oefening 1 – persoonlijke, bezittelijke en wederkerende voornaamwoorden

Oefening 15 – betrekkelijk voornaamwoord

Oefening 14 – aanwijzend voornaamwoord

Oefening 12 – betrekkelijk aanwijzend of vragend voornaamwoord

Oefening 11 – Vragend voornaamwoord of bijwoord

Oefening 10 – wederkerende en wederkerige voornaamwoorden

Oefening 9 – lastige voornaamwoorden

Oefening 8 – Vragende voornaamwoorden

Oefening 7 – persoonlijk wederkerende en wederkerige voornaamwoorden

Oefening 13 – voornaamwoorden

Bijvoeglijke naamwoorden

woordsoorten – bijvoeglijke naamwoorden benoemen – oefening 2

woordsoorten – verbogen en onverbogen bijvoeglijke naamwoorden – oefening 7

Oefening 1 – bijvoeglijke naamwoorden benoemen

Telwoorden

woordsoorten – telwoorden – oefening 1

woordsoorten – telwoorden – oefening 2

Voorzetsels, bijwoorden en voegwoorden

woordsoorten – voorzetsels – oefening 1

woordsoorten – voorzetsels – oefening 2

Oefening 8 – bijwoorden

Oefening 3 – voorzetsel, bijwoord of voegwoord

Oefening 4 – voorzetsels

Oefening 5 – voorzetsels

Oefening 6 – voorzetsels (na of naar)

Oefening 7 – voorzetselverbindingen

Oefening 9 – voegwoorden

Oefening 10 – voegwoorden

Tussenwerpsels

Oefening 1 – tussenwerpsel

Oefening 2 – tussenwerpsels

Test jezelf (woordsoorten)

Oefening 1 – test jezelf

woordsoorten – bijvoeglijke naamwoorden schrijven – oefening 3

woordsoorten – bijvoeglijke naamwoorden schrijven – oefening 4

woordsoorten – trappen van vergelijking – oefening 5

woordsoorten – bijvoeglijke naamwoorden van landennamen – oefening 6

Werkwoordspelling 6 Paragrafen | 43 Oefeningen

Uitbreiden

Hoofdstuk inhoud

0% voltooid 0/6 stappen

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

oefening 1 – stam bepalen

oefening 2 – stam bepalen

oefening 3 – vervoeging tegenwoordige tijd

oefening 4 – persoonsvorm tegenwoordige tijd

oefening 6 – persoonsvorm tegenwoordige tijd

oefening 7 – persoonsvorm tegenwoordige tijd

oefening 8 – persoonsvorm tegenwoordige en verleden tijd

oefening 9 – gebeurt of gebeurd

oefening 10 – persoonsvorm en voltooid deelwoord

Oefening 5 – persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

De persoonsvorm in de verleden tijd

oefening 1 – persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden

oefening 2 – persoonsvorm verleden tijd zwakke en sterke werkwoorden

oefening 3 – persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden

oefening 4 – persoonsvorm verleden tijd zwakke, sterke en onregelmatige werkwoorden

oefening 5 – persoonsvorm tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooid deelwoord

oefening 6 – persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd

oefening 8 – persoonsvorm en voltooid deelwoord

oefening 7 – vervoeging van hebben en zijn

Oefening 9 – vervoeging onregelmatige werkwoorden

Voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord

oefening 1 – voltooid en onvoltooid deelwoord

oefening 2 – voltooid deelwoord en persoonsvorm

oefening 3 – voltooid deelwoord en persoonsvorm

oefening 4 – voltooid deelwoord en persoonsvorm

oefening 5 – vervoegen van werkwoorden

oefening 6 – moeilijke voltooid deelwoorden

oefening 7 – gebeurd of gebeurt

Engelse werkwoorden

oefening 1 – Engelse werkwoorden

oefening 2 – Engelse werkwoorden

oefening 3 – Engelse werkwoorden

Oefening 4 – de betekenis van Engelse werkwoorden

De vormen van het werkwoord

oefening 1 – werkwoordsvormen

oefening 2 – werkwoordsvormen

oefening 3 – werkwoordspelling

oefening 7 – werkwoordspelling

Oefening 4 – werkwoordspelling

Oefening 5 – werkwoordspelling

Oefening 6 – werkwoordspelling

Oefening 8 – Werkwoordsvormen

Oefening 8- Vergeten werkwoorden

Test jezelf (werkwoordspelling)

Oefening 2 – test jezelf

Oefening 2 – test jezelf werkwoorden

Oefening 1 – test jezelf werkwoordspelling

Oefening 3 – Test jezelf (werkwoorden)

Woordenschat 11 Paragrafen | 112 Oefeningen

Uitbreiden

Hoofdstuk inhoud

0% voltooid 0/11 stappen

Moeilijke woorden

Oefening 6 – inwoners van landen

Oefening 8 – woordbetekenis

Oefening 10 – woordbetekenis

Oefening 19 – woordbetekenis

Oefening 30 – juridisch jargon

Oefening 4 – inwoners van plaatsen

Oefening 7- bijvoegelijke naamwoorden van landennamen

Oefening 13 – afkortingen 1

Oefening 14 – afkortingen

Oefening 17 – bijvoegelijke naamwoorden

Oefening 18 – bijvoegelijke naamwoorden (4F)

Oefening 39 – moeilijke woorden uit eindexamens Nederlands havo en vwo

Oefening 54- woordbetekenis

Oefening 55 – woordbetekenis

Oefening 34 – bijzonder taalgebruik

Oefening 15 – internet afkortingen

Oefening 11 – woordbetekenis

Oefening 16 – vrouwelijke (beroeps)namen

Oefening 31 – studententaal

Oefening 20 – woordbetekenis

Oefening 2 – woordbetekenis

Oefening 9 – woordbetekenis

Oefening 50 – moeilijke woorden uit het examen havo 2014 – 2

Oefening 12 – woorddelen

Oefening 1 – woordbetekenis

Oefening 27 – politiek jargon

Oefening 53 – academische woorden

Oefening 51 – moeilijke woorden eindexamen havo 2015-1 (1)

Oefening 49 – eindexamen havo 2014-1

Oefening 47 – eindexamen havo 2013-1

Oefening 46 – moeilijke woorden examen vwo 2019-1

Oefening 45 – moeilijke woorden examen Nederlands vwo 2017-2

Oefening 44 – moeilijke woorden examen Nederlands vwo 2017-1

Oefening 43 – moeilijke woorden examen Nederlands vwo 2016

Oefening 42 – moeilijke woorden examen Nederlands vwo 2015-1

Oefening 41 – moeilijke woorden vwo-examens 2011/2012

Oefening 40 – moeilijke woorden examen VWO 2010

Oefening 5 – bijnamen inwoners

Oefening 3 – woordbetekenis

Oefening 32 – archaïsch taalgebruik

Oefening 26 – woorddelen

Oefening 28 – juridisch jargon

Oefening 36 – eufemismen

Oefening 35 – eufemismen

Oefening 37 – nieuwe woorden 2013

Oefening 38 – nieuwe woorden 2014

Oefening 25 – de achtervoegsels – isme en -ist

Oefening 24 – raad het woord

Oefening 21 – woordbetekenis

Oefening 56 – Vergeten woorden

Oefening 61 – betekenisverschillen

Oefening 62 – Groot dictee 2009

Oefening 60 – Betekenisverschillen

Oefening 59 – Betekenisverschillen

Oefening 57 – Groot dictee 2014

Oefening 58 – Verdwenen woorden

Uitdrukkingen

Oefening 3 – (sport)uitdrukkingen

Oefening 13 – Bijbelse spreekwoorden uitdrukkingen

Oefening 15 – Staande of versteende uitdrukkingen

Oefening 14 – Oude naamvallen

Oefening 9 – spreekwoorden en uitdrukkingen

Oefening 8 – uitdrukkingen met been

Oefening 7 – uitdrukkingen met dieren

Oefening 6 – uitdrukkingen met aap

Oefening 5 – uitdrukkingen met boek

Oefening 4 – uitdrukkingen

Oefening 2 – spreekwoorden en uitdrukkingen over Europeanen

Oefening 1 – Engelse uitdrukkingen over de Nederlander

Oefening 21 – een nieuw begin

Oefening 20 – voetbaltermen

Oefening 19 – wielertermen

Oefening 18 – uitdrukkingen uit de Griekse Oudheid

Oefening 17 – de naam Jan

Oefening 16 – uitdrukkingen over een tijd met crisis

Oefening 12 – uitdrukkingen met vet

Oefening 11 – uitdrukkingen

Oefening 10 – uitdrukkingen

Engelse invloeden op het Nederlands

Oefening 4 – Engelse werkwoorden

Oefening 5 – Engelse werkwoorden

Oefening 6 – Engelse werkwoorden

Oefening 2 – Engelse invloed

Oefening 1 – Engelse invloed

Franse invloed op het Nederlands

Oefening 2 – Franse woorden in het Nederlands

Oefening 1 – Franse woorden in het Nederlands

Duitse invloed op het Nederlands

Oefening 3 – barbarismen

Oefening 2 – Duitse woorden in het Nederlands

Oefening 1 – Duitse woorden in het Nederlands

Griekse en Latijnse invloeden

Oefening 5 – Latijnse afkortingen

Oefening 4 – Latijnse woorden

Oefening 3 – Griekse en Latijnse woorden

Oefening 2 – Latijnse woorden en uitdrukkingen

Oefening 1 – Latijnse woorden en uitdrukkingen

Oefening 6 – Grieks

Surinaamse en Maleise invloeden

Oefening 1 – Surinaams

Oefening 2 – Maleis

Jargon

Oefening 5 – juridisch jargon

Oefening 3 – synoniemen

Standaardtaal en dialecten

Oefening 7 – Vlaams

Oefening 8 – straattaal

Oefening 6 – Antwerps

Oefening 5 – Wagenings

Oefening 4 – Utrechts

Oefening 3 – Haags

Oefening 2 – Rotterdams

Oefening 1 – Amsterdams

Oefening 9 – limburgs

Oefening 10 – Nijmeegs

Oefening 11 – Twents

Oefening 12 – Afrikaans

Bargoens

Oefening 2 – Jiddisch

Oefening 1 – Bargoens

Archaïsmen

Oefening 33 – archaïsch taalgebruik

Zinsdelen 14 Paragrafen | 54 Oefeningen

Uitbreiden

Hoofdstuk inhoud

0% voltooid 0/14 stappen

Bepaling van gesteldheid

Oefening 1 – bepaling van gesteldheid

Lijdend voorwerp

Oefening 2 – lijdend voorwerp

Oefening 6 – Lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling

Oefening 3 – lijdend voorwerp

Oefening 5 – lijdend voorwerp of naamwoordelijk gezegde

Meewerkend voorwerp

Oefening 1 – meewerkend voorwerp

Oefening 2 – meewerkend voorwerp

Samengestelde zinnen

Oefening 1 – samengestelde zin

Oefening 5 – enkelvoudig, nevenschikkend of onderschikkend?

Oefening 2 – samengestelde zin

Oefening 3 – samengestelde zin

Oefening 4 – zinnen met meer dan één bijzin

Oefening 7 – verbindingswoorden

Oefening 6 – verbindingswoorden

Zinsdeelstukken

Oefening 1 zinsdelen bepalen

Oefening 3 – bijvoeglijke en ondergeschikte bijwoordelijke bepaling

Onderwerp

Oefening 2 – het onderwerp

Oefening 3 – het onderwerp

Oefening 1 – het onderwerp

Oefening 5 – onderwerp en persoonsvorm

Oefening 6 – onderwerp en lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp

Oefening 1 – lijdend voorwerp

Persoonsvorm

Oefening 2 – persoonsvorm

Oefening 1 – persoonsvorm

Oefening 3 – persoonsvorm

Oefening 4 – onderwerp en persoonsvorm

Oefening 6 – congruentie

Oefening 7 – persoonsvorm

Oefening 9 – persoonsvorm

Voorzetselvoorwerp

Oefening 2 – voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling

Oefening 3 – Lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling

Oefening 1 – voorzetselvoorwerp

Bijwoordelijke bepaling

Oefening 4 – bijwoordelijke bepaling en voorzetselvoorwerp

Oefening 2 – bijwoordelijke bepaling

Oefening 1 – bijwoordelijke bepaling

Oefening 3 – bijwoordelijke bepaling

Oorzakelijk voorwerp

Oefening 1 – oorzakelijk voorwerp

gezegde

Oefening 1 – werkwoordelijk gezegde

Oefening 2 – werkwoordelijk gezegde

Oefening 3 – werkwoordelijk gezegde

Oefening 4 – werkwoordelijke uitdrukking

Oefening 9 – het naamwoordelijk gezegde

Oefening 8 – Gezegde

Oefening 6 – tijden van het gezegde

Oefening 5 – De tijden van het gezegde

Oefeing 10 -naamwoordelijk gezegde

Oefening 7 – gezegde

bijvoegelijke bepaling

Oefening 2 – bijvoegelijke bepaling

Oefening 1 – bijvoegelijke bepaling

Test jezelf (zinsdelen)

Oefening x – test jezelf

Literatuur 6 Paragrafen | 45 Oefeningen

Uitbreiden

Hoofdstuk inhoud

0% voltooid 0/6 stappen

Alles voor je lijst

Oefening 2 – Literaire analyse

Oefening 1 – Stijlkenmerken

Oefening 3 – Literaire stromingen

Oefening 7 – Toets literatuurgeschiedenis

Oefening 6 – Boekenquiz

Oefening 5 – Ken je klassiekers

Oefening 3 – Literaire begrippen

Oefening 1 – Welk tijdvak in de geschiedenis hoort bij welke literaire stroming?

Oefening 9 – Pseudoniemen

Oefening 4 – Literaire analyse

Oefening 10 – Beroemde openingszinnen

Literaire begrippen

Oefening 1 – Personages

Oefening 1- Tijd en spanning

Oefening 2 – Perspectief

Literatuurgeschiedenis

Oefening 1 – Literaire begrippen

Oefening 1 – Tijdlijn

Oefening 1 – Tijdlijn 17e eeuw

Oefening 5 – Toets

Oefening 3- Literaire genres

Oefening 2 – Vluchtwegen van de romantiek

Oefening 1 – Toets

Oefening 2 – Stromingen en genres

Oefening 2 – Wie schreef welk werk?

Oefening 1 – Tijdlijn 18e eeuw

Oefening 2 – Tijdlijn

Oefening 2 – Tijdlijn 1945-1970

Oefening 1 – Tijdlijn 1910 – 1945

Oefening 2 – Literaire genres

Oefening 2 – Toets 16de eeuw

Oefening 1 – Tijdlijn 16de eeuw

Oefening 4 – Begrippen

Oefening 2 – Tijdlijn middeleeuwen

Oefening 1 – Kenmerken middeleeuwese literatuur

Oefening 3 – Wie schreef dit boek gedicht 1910-1945

Oefening 3 – Tijdlijn 1970 tot heden

Oefening 1 – Tijdlijn literatuurgeschiedenis

Fictie en non-fictie

Oefening 1 – Fictie of non-fictie

Literatuur en lectuur

Oefening 1 – Lectuur of literatuur

Poëzie

Oefening 1 – Metrum

Oefening 2 – Rijmschema’s

Oefening 3 – Rijmschema’s

Oefening 1 – Alliteratie

Oefening 2 – Poëzieanalyse

Oefening 2 – Alliteratie

Oefening 1 – Literaire genres

Stijl 2 Paragrafen | 46 Oefeningen

Uitbreiden

Hoofdstuk inhoud

0% voltooid 0/2 stappen

Stijlfiguren

Oefening 4 – tautologie of pleonasme

Oefening 3 – tegenstelling

Oefening 3 – stijlfiguren

Oefening 3 – herhaling, tautologie of pleonasme

Oefening 3 – bijzonder taalgebruik

Oefening 2 – woordspelingen

Oefening 2 – vergelijkingen

Oefening 2 – dubbelop fouten

Oefening 1 – vergelijkingen

Oefening 1 – herhaling

Oefening 1 – climax

Oefening 1 – dat-als

Oefening 1 – bedrijvende en lijdende vorm ( correct )

Oefening x – test jezelf

Oefening 1 – eufemismen

Oefening 1- barbaismen

Oefening 2 – tegenstelling

Oefening 2 – eufemismen

Oefening 3 – vergelijkingen

Oefening 4 – oxymoron

Oefening 6 – herhaling, tautologie of pleonasme

Oefening 5 – Synoniemen

Oefening 5 – herhaling, tautologie en pleonasme

Oefening 5 – beeldspraak

Oefening 4 – Synoniemen

Oefening 4 – Beeldspraak

Oefening 5 – homoniemen

Formuleren

Oefening 2 – bedrijvende en lijdende vorm

Oefening 1 -weglating

Oefening 1 – ontspoorde zinnen en woordvolgorde

Oefening 1 – tegenstelling

Oefening 1 – inversie

Oefening 1 – foute en slordige verwijswoorden

Oefening 1 – congruentie

Oefening 1 – beknopte bijzin

Oefening 3 – taalfouten

Oefening 2 – dubbel ontekenning/contaminatie

Oefening 1 – contaminaties

Oefening 1 – woordvolgorde

Oefening 2 – verwijswoorden

Oefening 3 – Bedrijvende en lijdende vorm

Oefening 3 – verwijswoorden

Oefening x – Als of dan

lezen schrijven spreken 3 Paragrafen | 16 Oefeningen

Uitbreiden

Hoofdstuk inhoud

0% voltooid 0/3 stappen

Lezen

Oefening 1 – functiewoorden

Oefening 1 – leesstrategieën

Oefening 1 – verbindingswoorden

Oefening 2 – schrijfdoelen en tekstsoorten

Oefening 2 – verbindingswoorden

Oefening 3 – schrijfdoel, tekstsoort en tekststructuur

Oefening 3 – tekstopbouw

Schrijven

Oefening 1 – beschouwing

Oefening 1 – brief schrijven

Spreken

Oefening 1 – drogredenen

Oefening 3 – redeneringen

Oefening 4 – standpuntargmuntatie

Oefening 5 – drogredenen

Oefening 8 – argumenten

Oefening 9 – soorten argumenten

Oefening 7 – redeneringen

Spelling 13 Paragrafen | 85 Oefeningen

Uitbreiden

Hoofdstuk inhoud

0% voltooid 0/13 stappen

Aan elkaar of los?

Oefening 3 – aan elkaar of los?

Oefening 4 – te veel of teveel?

Oefening 1 – aan elkaar of los?

Oefening 2 – aan elkaar of los?

Oefening 5 – samenstelling of niet?

Oefening 6 – samenstellingen

Oefening 7 – samenstellingen

Diakritische tekens (é,è,ê,ç,ü,ö,ä)

Oefening 1 – diakritische tekens

Oefening 3 – ai, è, é, ee of er

Oefening 2 – diakritische tekens

Leestekens

Oefening 4 – vraagzinnen maken

Oefening 2 – hoofdletters en leestekens

Oefening 3 – hoofdletters en leestekens

Oefening 5 – vraagzinnen maken

Oefening 1 – leestekens

Tekens bij letters (trema, liggend streepje en apostrof)

Oefening 1 – trema’s

Oefening 2 – trema’s en apostrof

Oefening 3 – accent, trema en apostrof

Oefening 4 – woorden afbreken

De tussenklank in samenstellingen: s of e(n)

Oefening 1 – tussen n

Oefening 2 – tussenklank

Oefening 3 – tussenklank

Klinkers en medeklinkers

Oefening 1 – v, f of ff

Oefening 2 – x, xc of cc

Oefening 3 – s, z, ss, sz, sc

Oefening 4 – dd, d, tt, t, of dt

Oefening 6 – medeklinkers en tweeklanken

Oefening 7 – ei of ij

Oefening 8 – ei of ij

Oefening 9 – i, ie of y

Oefening 10 – i, ie, y ei of ij

Oefening 11 – c of k

Oefening 12 – c of s

Oefening 13 – medeklinkers

Oefening 14 – au of ou

Oefening 15 – klinkers a, e, i, o of u

Oefening 16 – ai, è, é, ee of er

Oefening 17 – o, au of eau

Oefening 18 – n of nn

Oefening 19 – p of pp

Oefening 20 – s of ss

Oefening 21 – r of rr en m of mm

Oefening 23 – één of twee medeklinkers

Oefening 24 – gn – gg – g of ch

Oefening 25 – t, th, st, dst, of tst

Oefening 5 – ll of lj

Oefening 26 – c, k, ck, cc of qu

Oefening 27 – tijd of teit

Oefening 31 – Overbodige letters

Oefening 28 – Tijd of teit

Oefening 29 – probleemwoorden

Oefening 30 – probleemwoorden

Zelfstandig gebruikte woorden

Oefening 2 – gemengde spellingsopgaven

Oefening 1 – zelfstandig gebruikte woorden

Meervoudsuitgangen

Oefening 3 – meervouden

Oefening 1 – meervouden

Oefening 2 – meervouden

Oefening 4 – meervouden

Oefening 5 – meervouden

Hoofdletters en afkortingen

Oefening 4 – hoofdletters

Oefening 7 – titulatuur

Oefening 8 – titulatuur

Oefening 5 – afkortingen

Oefening 6 – afkortingen

Getallen schrijven

Oefening 1 – getallen schrijven

Oefening 2 – getallen schrijven

trappen van vergelijking

Oefening 1 – de trappen van vergelijking

overige oefeningen

Oefening 2 – verkleinwoorden

Oefening 3 – lettergrepen

Oefening 4 – lettergrepen

Oefening 5 – kunnen of kennen

Oefening 12 – test 6

Oefening 6 – liggen of leggen

Oefening x.2 – Verkleinwoorden

Oefening x.1 – Verkleinwoorden

Hoofdletters

voorbeeldoefening met alle vraagvormen

spelling – hoofdletters – oefening 2

spelling – hoofdletters – oefening 3

Oefening x – Test jezelf

spelling – hoofdletters – oefening 1

woordsoorten – wederkerende voornaamwoorden – oefening 6

Training Inhoud

You may also like

Nederlands

Nederlands

Get in touch