In veel beroepen, maar ook als student is het belangrijk dat je een goede zakelijke brief of e-mail kunt schrijven.
Van belang bij een zakelijke brief is dat je allerlei gegevens precies noteert. Adres van geadresseerde en afzender, datum en bijlagen bijvoorbeeld moeten kloppen. Ook moet je brief of e-mail een duidelijke indeling hebben.
Een zakelijke brief is formeler geschreven dan een persoonlijke brief en moet aantrekkelijk en in goed Nederlands geschreven zijn.
We behandelen de klachtenbrief, motivatiebrief, sollicitatiebrief + CV en ingezonden brief.
Een veel gebruikte indeling van de zakelijke brief vind je hieronder:
Afzender | Als afzender vermeld je je naam adres, telefoonnummer en e-mailadres voorbeeld F. van de Markt Hoofdstraat 26 6701 BS Wageningen Telefoon 06 – 23423454 026 – 5707202 vdmarkt@planet.nl |
Dagtekening | Plaats + datum voorbeeld Wageningen, 26 oktober 2014 |
Geadresseerde | Naam van degene aan wie je schrijft + adres voorbeeld Aan Bol.com/ Aan de heer Bol afdeling verkoop/hoofdafdeling verkoop Keulsekade 189 3534 AC Utrecht |
Betreft | Achter betreft staat een dubbele punt en daarna volgt de vermelding van het onderwerp. voorbeeld: Betreft: klacht over iPad |
Aanspreking | voorbeeld: Geachte heer/mevrouw,Geachte heer Bol, |
1e alinea 2e en volgende alinea’s | Je begint deze alinea met een hoofdletter. Je geeft aan waarom je de brief schrijft. Begin je brief niet met ‘ik’. In deze alinea kom je met een klacht, mededeling, verzoek of bedankje. |
Slotalinea | Je geeft nogmaals aan wat je verwacht of bedankt vast voor de moeite. |
Afsluiting en ondertekening Bijlage(n) | voorbeeld: Met vriendelijke groet/Hoogachtend, G. Jansen voorbeeld: Bijlage: Aankoopbon iPad of Bijlage: 1 |
Verschil zakelijke brief en zakelijk e-mail
- De inhoud van een zakelijke brief is hetzelfde als bij de zakelijk e-mail, maar de indeling is iets anders.
- Bij een e-mail zet je de afzender onder de ondertekening.
- Je zet geen gegevens van de geadresseerde in de e-mail.
- De betreft-regel wordt vervangen door de onderwerpregel.
- Er staat geen ondertekening onder de e-mail.
- De regel voor bijlage(n) is vervangen door een regel boven de e-mail waar staat wat voor een documenten (attachment(s), je hebt bijgevoegd.
Schematisch:
Van: Aan: CC: Onderwerp: | CambiumNed [contact@cambiumned.nl] Henk Fabricius [henkie123@mailadres.nl] personen aan wie je een kopie hebt verzonden bevestiging abonnement |
Bijgevoegd | voorbeeld: aankoopbon |
Dagtekening | Plaats + datum voorbeeld Wageningen, 26 oktober 2014 |
Aanspreking | voorbeeld Geachte heer/mevrouw, Geachte heer Bol, |
1e alinea | Je begint deze alinea met een hoofdletter. Je geeft aan waarom je de brief schrijft. Begin je brief niet met ‘ik’. |
2e en volgende alinea’s | In deze alinea kom je met een klacht, mededeling, verzoek of bedankje. |
Slotalinea | Je geeft nogmaals aan wat je verwacht of bedankt vast voor de moeite. |
Afsluiting | voorbeeld Met vriendelijke groet/Hoogachtend, G. Jansen |
Afzender
Je eigen naam + adres + telefoonnummer + eventueel e-mailadres
Voorbeeld van een bedrijf:
Wolters Noordhoff
Postbus 56
9600 MB Groningen
Telefoon: 050-5124612
E-mail: jongejans@wolters.nl
Voorbeeld van een particulier:
W. Boesschoten
Meidoornplantsoen 27
3300 AM Nijmegen
Telefoon: 0417-533678
E-mail: boesschoten@chello.nl
Dagtekening
- Zet achter de plaatsnaam een komma.
- Schrijf dag, maand en jaar voluit.
Voorbeeld:
Zaltbommel, 19 november 2016
Geadresseerde
- Voor brief en envelop gebruik je dezelfde adressering.
- Vermeld ook de afdeling en/of degene aan wie je schrijft.
Voorbeeld van een bedrijf:
Compact Computers
afdeling verkoop
t.a.v. mevrouw Olde Riekerink
Boulevard 26
5355 WZ Enschede
Voorbeeld van een particulier:
De heer W. ten Kate
Burgsingel 35
8766 WE Arnhem
Betreft
In de betreft-regel vermeld je kort het onderwerp van je brief.
Voorbeeld:
Betreft: bevestiging van uw order
Betreft: boekingsnummer: 878546
Aanspreking
- Hierin richt je je tot de geadresseerde.
- Als je de naam weet, gebruik je die, zonder voornaam of voorletters
- Voorzetsels schrijf je voluit en je eindigt de aanspreking met een komma.
Voorbeeld:
Geachte heer Ten Have,
Geachte heer/mevrouw,
Geachte directie,
Eerste alinea
- Je begint de eerste alinea met een hoofdletter.
- In deze alinea geef je informatie over de situatie die maakt dat je de brief schrijft.
- De meeste mensen vinden het onbeleefd als je met ‘ik’ begint.
Tweede en volgende alinea’s
In deze alinea’s kom je met een mededeling, verzoek, klacht of bedankje.
Slotalinea
- Hierin geef je (nogmaals) aan wat je van de geadresseerde verwacht.
- Als het om een verzoek of klacht gaat, bedank je voor de moeite.
Afsluiting en ondertekening
De meeste gebruikte formules zijn:
Met vriendelijke groet(en),
of
Hoogachtend,
Voorbeeld:
Met vriendelijke groet(en),
namens Scholengroep Cambium
J. van Laan
(administratief medewerker)
Bijlage(n)
Soms vraagt men je iets mee te sturen. Zo’n toevoeging heet een bijlage. Omdat die weg kunnen raken, vermeld je dat je die hebt toegevoegd. Bovendien vermeld je het aantal.
Voorbeeld:
Bijlage: kopie van factuurnummer 45665
of
Bijlage: 3
Klachtenbrief
In een klachtenbrief wil je iemand, een bedrijf of (overheids -)instelling overtuigen van de juistheid van je klacht over iets of iemand. Je wil dat de ontvanger je serieus neemt en naar een oplossing zoekt.
De opbouw is hetzelfde als bij een zakelijke brief.
In de eerste alinea geef je een precieze omschrijving van de klacht en de waarschijnlijke oorzaak . In de tweede alinea beschrijf je indien van toepassing, wat je al eerder hebt geprobeerd om een oplossing te vinden voor je klacht. In de slotalinea geef je aan wat je verwacht dat ze gaan doen en hoe lang dat mag duren.
Pas op dat je beleefd blijft en dat je de juiste toon kiest. Je wil dat er een oplossing komt en dan is het niet handig om te komen met verwijten en schelwoorden ook al ben je nog zo boos.
Met een ingezonden brief reageer je in een krant of tijdschrift op een actuele gebeurtenis of een artikel uit de krant of het tijdschrift. Het is een mooie uitlaatklep voor zaken waarover je je kwaad hebt gemaakt. Met je brief wil je de lezers overtuigen van jouw standpunt.
Een goede ingezonden brief heeft de bekende indeling inleiding – middenstuk – slot.
In de inleiding vermeld je de gebeurtenis of het standpunt in de krant waarover je je hebt opgewonden. Daarna vertel je waarom je zo boos bent of herhaal je de volgens jou onjuiste argumenten. Vervolgens geef je aan wat er volgens jou moet gebeuren of waarom de argumenten zo slecht zijn.
Vermeld in een ingezonden brief altijd het artikel waarop je reageert (titel, datum en schrijver).
Houd de brief kort en wees zakelijk of gebruik ironie als dat uitkomt en word alleen boos als dat een functie heeft.
Voor steeds meer opleidingen en stageplaatsen moet je tegenwoordig een motivatiebrief schrijven.
Zo’n brief moet je soms schrijven om toegelaten te worden tot de opleiding of om in aanmerking te komen voor een stageplaats of speciale studiebeurs.
Vaak wordt er niet veel meer gevraagd dan in maximaal xxx woorden te omschrijven waarom je toegelaten wil worden of waarom je in aanmerking wil komen voor een stageplaats/studiebeurs.
Een motivatiebrief heeft dezelfde indeling als de zakelijke brief en heeft altijd een curriculum vitae als bijlage. Belangrijk bij het schrijven van de brief is natuurlijk je motivatie. Waarom wil je deze opleiding doen en wat maakt jou daar zo geschikt voor?
Informeer je goed, toon enthousiasme, overdrijf niet en zorg voor correct en niet te formeel Nederlands.
Het doel van een sollicitatiebrief is dat je uitgenodigd wordt voor een sollicitatiegesprek.
Schrijf dus een goede brief met een korte levensbeschrijving (= curriculum vitae). Zorg ervoor dat er geen spelling- en taalfouten in staan en dat de brief er verzorgd uitziet.
De schematische indeling is hetzelfde als die van de zakelijke brief.
In de eerste alinea vermeld je de baan waarnaar je solliciteert en, als je op een advertentie reageert, de bron. In de eerste of één van de volgende alinea’s moet je schrijven dat je voor de baan in aanmerking wil komen.
In de tweede en volgende alinea’s schrijf je waarom je voor de baan in aanmerking wenst te komen en wat jou geschikt maakt voor de functie. Vermeld niet letterlijk dat je aan bepaalde eigenschappen voldoet (Ik beheers de Engelse taal uitstekend en kan heel goed samenwerken), maar geef voorbeelden van werk, ervaringen waaruit blijkt dat je over die eigenschappen beschikt.
In de slotalinea geef je kennen dat je je brief graag mondeling wilt toelichten en verwijs je naar je curriculum vitae.
Bij je brief voeg je als bijlage een curriculum vitae.
In die bijlage geef je een korte, zakelijke beschrijving van je levensloop (curriculum vitae).
In het curriculum vitae horen in ieder geval je persoonlijke gegevens, je opleiding, informatie over werkervaring en je referenties te staan.
Een referentie is iemand die informatie over jou kan geven. Denk dus goed na wie over wie je opgeeft en vraag die van tevoren of hij/zij referentie wil zijn en vertel ze wie er inlichtingen over jou kunnen vragen.
Het is niet gebruikelijk dat je een familielid opgeeft. Van een referentie vermeld je naam, functie, bedrijf en in ieder geval telefoonnummer.
Voorbeeld Curriculum vitae
Persoonlijke gegevens
naam achternaam adres
| Yuri Zonderland Tienhont 23 6401 VW Enschede Y.Zonderland@planet.nl 06-12345671 6 mei 1998 in Oldenzaal Ongehuwd |
Opleiding Profiel Rijbewijs | 2014 Havo-diploma behaald, Cambium College te Enschede Cultuur en Maatschappij B/E |
Werkervaring
| 2012 – 2013 medewerker Cultureel Centrum ‘De Hof’ Oldenzaal 2013 – heden Administratief werk bij de HEMA |
Vrije tijd | Bestuurslid jeugdcommissie ZTV |
Referenties
| – de heer Molenaar, locatiedirecteur Scholengroep Cambium, tel: 034- 5654574 – Mevrouw Mendel, filiaalhoudster HEMA Zaltbommel, tel: 0418- 6678693 |
Voordat je gaat beginnen met het schrijven van een tekst moet je je goed voorbereiden.
Je maakt een plan van aanpak waarin je eerst je onderwerp waarover je gaat schrijven vaststelt. Je gaat na wat je daarover weet en zoekt er informatie over. In de hoofdgedachte geef je weer wat jij belangrijk vindt om over het onderwerp te vertellen.
Ook bepaal je je tekstdoel en denk je na welke tekstsoort daar het meest geschikt voor is. Tot slot denk je na over de volgorde waarin je informatie/argumenten gaat geven en kies je een tekststructuur.
In een bouwplan zet je dan schematisch wat er in je inleiding, middenstuk en slot komt te staan.
Een schrijver heeft met zijn tekst een bepaald doel voor ogen. Het doel bepaalt met de tekstsoort gedeeltelijk de inhoud van de tekst.
We onderscheiden de volgende schrijfdoelen met bijbehorende tekstsoorten:
1. Amuseren: Je wil de lezer vermaken (met een grappig, spannend verhaal, een column, strip of mop).
2. Informeren: Je geeft informatie over een bepaald onderwerp, legt uit hoe iets werkt (bijvoorbeeld een uiteenzetting, een nieuwsbericht of gebruiksaanwijzing).
3. Opiniëren: je wil dat de lezer een mening vormt overeen onderwerp. Je belicht de zaak van verschillende kanten en laat de lezer zelf een conclusie trekken (beschouwing of het bespreken van een bepaald werk in een recensie).
4. Overtuigen: Je wil de lezer overtuigen van je standpunt (In een ingezonden brief geef je argumenten voor of tegen een bepaalde mening, met een betoog wil je anderen overtuigen van jouw mening , in een commentaar geeft een krant zijn mening over een onderwerp en ook columns en recensies hebben de bedoeling de lezer te overtuigen).
5. Activeren: Je wil de lezer overhalen om iets te doen (Een advertentie schrijven omdat je iets wil verkopen, een folder schrijven voor www.goededoelen.nl zodat mensen hun geld nalaten aan een goed doel, in een pamflet roep je op tot actie).
Hoofdgedachte
Iedere tekst heeft een onderwerp. In de hoofdgedachte formuleer je wat je over je onderwerp kwijt wil, datgene wat jij wil dat je lezer van je tekst onthoudt. Dit laatste wordt mede door je schrijfdoel bepaald.
Voorbeeld
Onderwerp: Schulden in het voetbal
Hoofdgedachte: Het is oneerlijk dat men in het ene land optreedt tegen clubs met hoge schulden terwijl men in andere landen totaal andere regels hanteert.
Schrijfdoel: overtuigen
De inleiding
Een inleiding bestaat uit één of meer alinea’s en heeft als functies aandacht trekken van de lezer en het introduceren van het onderwerp.
Aandacht trekken kan je bijvoorbeeld door:
- Het vertellen van een verhaaltje of anekdote over iets dat je hebt gelezen of meegemaakt (een anekdote = grappig en kort verhaal over iets dat echt gebeurd is).
- In te gaan op een actuele gebeurtenis. Je vertelt iets wat op dat moment veel aandacht krijgt in de publiciteit.
- De voorgeschiedenis te vertellen. Je gaat in op hoe men in het verleden omging met het onderwerp en maakt daarmee de lezer nieuwsgierig naar de huidige stand van zaken.
- Het belang van de lezer bij de zaak te benadrukken. Je maakt de lezer attent op de voordelen die hij kan hebben bij het lezen van je artikel.
Bij de introductie van je onderwerp kan je gebruik maken van het stellen van een aantal vragen of het aankondigen van wat je verder in de tekst gaat bespreken. Je geeft jouw mening over het onderwerp of formuleert de vraagstelling/het probleem.
Het middenstuk
In het middenstuk werk je je onderwerp uit. Je behandelt de deelonderwerpen in een volgorde die wordt bepaald door de structuur waarvoor je hebt gekozen in de inleiding. Als je in je inleiding een aantal vragen hebt gesteld, behandel je in het middenstuk een aantal mogelijke antwoorden(vraag – antwoord structuur). Je kan ook de voor– en nadelen van een probleem behandelen (voordelen – nadelenstructuur). Veel gebruikt is daarnaast de probleem – oplossingsstructuur. In de inleiding kom je met een probleem waarvoor je in het middenstuk (na het behandelen van oorzaken en gevolgen) met oplossingen komt. Bij het gebruik van een tijdsstructuur vraag je je af hoe een verschijnsel in het verleden is ontstaan, wat er nu gebeurt en wat we in de toekomst kunnen verwachten? Bij een betoog zal je vaak kiezen voor een argumentatiestructuur. In de inleiding kom je met een stelling waarvoor je in het middenstuk komt met argumenten (eventueel met weerlegging van tegenargumenten).
Als je de inleiding voorbereidt, kun je het beste vragen maken bij je deelonderwerpen. De antwoorden daarop gebruik je om je tekst te schrijven. Voor de uitwerking van elk deelonderwerp gebruik je één of meer alinea’s.
De kernzin van de alinea geeft de hoofdgedachte weer. Meestal is dat de eerste zin en soms de laatste. Een andere plaats is echter ook mogelijk.
Voorbeeld
Onderwerp: Nieuwe leenstelsel studiefinanciering
Deelonderwerp 1. Hoeveel studenten gaan daardoor niet meer studeren?
Deelonderwerp 2. Hoeveel studenten blijven daardoor thuis wonen of gaan weer thuis studeren?
Deelonderwerp 3. In hoeverre is dit systeem positief voor de kenniseconomie die we zo graag willen?
Het slot
In het slot kom je terug op de in de inleiding gestelde vraag of gegeven probleemstelling. Je kan een korte samenvatting geven, je conclusie geven, een afweging maken, een oproep of aanbeveling doen of je verwachtingen uitspreken.
Kies de afronding die bij je tekst past. Schrijfdoel, soort tekst en gekozen tekststructuur zijn daarbij mede bepalend. Bij een activerende tekst bijvoorbeeld kan je de lezer aanmoedigen een bepaalde handeling wel of niet te doen.
Als je een originele uitsmijter (opvallende uitspraak/voorbeeld) hebt, kan je je tekst daarmee afsluiten.
Voordat je een tekst gaat schrijven is het aan te raden om de verschillende onderdelen eerst in een schema te zetten, een bouwplan. Zo’n bouwplan geeft overzicht en zorgt voor samenhang.
Een bouwplan maken doe je als volgt:
Noteer het onderwerp.
Noteer het schrijfdoel.
Noteer de hoofdgedachte.
Noteer voor wat voor een publiek je de tekst schrijft.
Kies een passende tekststructuur.
Bepaal welke alinea’s inleiding, middenstuk en slot vormen.
Noteer de (deel)onderwerpen in vraagvorm en per deelonderwerp een aantal trefwoorden.
Voorbeeld:
Het bouwplan
Onderwerp …………………………………………………
Doel …………………………………………………………..
Hoofdgedachte …………………………………………..
Tekststructuur…………………………………………….
Tekstdeel | alinea | trefwoorden |
Inleiding | Hoe wordt de aandacht getrokken? | |
Introductie onderwerp | ||
Middenstuk | Deelonderwerp 1 | |
Deelonderwerp 2 | ||
Deelonderwerp 3 | ||
Deelonderwerp ….. | ||
Slot | Hoe wordt afgesloten? | |
Als het bouwplan af is, kun je gaan schrijven. Let op de spelling en de formuleringen.
Van bouwplan naar tekst
In je bouwplan heb je aangeven wat er in je inleiding, middenstuk en slot behandeld wordt.
Je kunt je structuur nog duidelijker maken door het gebruik van een aantrekkelijke titel en tussenkoppen.
Een goede titel trekt de aandacht en geeft ook aan wat het onderwerp van je tekst is. Je kunt je titel het beste bedenken als je tekst al af is. Je hebt informerende titels (geven aan waar de tekst over gaat) en motiverende (zetten aan tot een bepaalde handeling) titels.
Tussenkoppen breken de tekst en/of trekken de aandacht. Ze zijn vaak wat langer dan de titel en verhelderen ook de opbouw van tekst. Let op dat je niet te veel tussenkoppen gebruikt want dat maakt de tekst rommelig.
Zet de titel vetgedrukt tegen de linker kantlijn en zet achter de titel en tussenkoppen geen punt.
De lay-out
Een prettige lay-out zorgt ervoor dat de lezer verder wil lezen en maakt de structuur van je tekst duidelijk. Enkele aanwijzingen:
Gebruik witregels tussen alinea’s of tekstgedeelten om de structuur van een tekstduidelijk te maken.
Pas op met het gebruik van witregels. In een tekst met veel korte alinea’s kan dat ook rommelig werken. Gebruik ze dan alleen tussen inleiding, middenstuk en slot.
Tussen alinea’s kan je ook inspringen. Dat laatste doe je door de eerste drie of vijf spaties van een alinea open te laten.
In veel krantenartikelen en artikelen op internet staat boven aan de tekst een vetgedrukte alinea (ook wel lead). Hierin wordt het onderwerp kernachtig ingeleid.
Je taalgebruik
Schrijf de tekst op een aantrekkelijke, begrijpelijke manier. Houd dus rekening met je publiek.
Gebruik woorden die je lezer ook kent en geen vakjargon. Vermijd formeel en plechtig taalgebruik.
Formuleer bondig, maar pas op met telegramstijl. Kies de juiste toon, d.w.z. gebruik een combinatie van woorden en zinsbouw waardoor je niet te betweterig of kinderachtig overkomt. Teksten van officiële instanties (belastingdienst, politie, gemeente etc.) zijn formeler en zakelijker dan die in populair tijdschrift.
Het schrijven van de netversie
Als je klaar bent met je kladversie moet je je tekst goed nakijken of laten nakijken.
Gebruik daarvoor de volgende aandachtpunten:
- Heeft de tekst een passende en pakkende titel?
- Heeft de tekst een duidelijk indeling in inleiding, middenstuk en slot en staan er witregels tussen de delen?
- Wordt in de inleiding duidelijk wat het onderwerp is en is de inleiding aantrekkelijk voor de lezer?
- Worden er in het middenstuk minimaal drie deelonderwerpen besproken?
- Zijn de alinea’s goed opgebouwd?
- Zijn de tekstverbanden duidelijk herkenbaar door het gebruik van verbindingswoorden?
- Is er een duidelijk slot en is er een uitsmijter gebruikt?
- Is duidelijk welke tekstsoort is gebruikt?
- Past de toon bij de tekstsoort en het publiek?
- Is de tekst aantrekkelijk geschreven?
- Zijn de zinnen niet te lang of kort
- Worden er veel taal- en stijlfouten gemaakt?
- Is de tekst overzichtelijk vormgegeven ?
- Staat de titel op goede plaatst?
Verbeterpunten:
……………………………………………………………………
……………………………………………………………………
Een informerende tekst schijf je om verslag te doen van je werkzaamheden of van wat er gebeurd is, om iets uit te leggen of om instructies te geven.
Voor je schoolexamen moet je een gedocumenteerde uiteenzetting kunnen schrijven. Op deze tekstsoort gaan we hier dan ook uitgebreid in.
De uiteenzetting
Een uiteenzetting is een tekst waarmee je iemand anders over iets informeert. Het is een objectieve tekst waarmee je feiten en uitleg geeft over een onderwerp. In een uiteenzetting geef je niet je mening. Je geeft feiten die waar en controleerbaar zijn. Meningen van anderen breng je neutraal, zonder je eigen mening erover te geven.
Een uiteenzetting heeft een vaste opbouw. In de inleiding introduceer je je onderwerp, in het middenstuk werk je dat uit en in het slot kom je met een samenvatting of conclusie.
Veel gebruikte tekststructuren vooreen uiteenzetting zijn de verklaringstructuur, de verleden/heden/toekomststructuur en de vraag – antwoordstructuur.
Belangrijk bij het schrijven van een uiteenzetting is dat je je eerst afvraagt wat de lezer al van het onderwerp weet, zorgt voor goede, betrouwbare informatie, objectief uitlegt en komt met voldoende goede voorbeelden.
Maak altijd eerst een bouwplan voordat je de tekst gaat schrijven.
Een overtuigende tekst schijf je om iemand te overtuigen van jouw standpunt. Naast feiten spelen argumenten een belangrijke rol in zo’n tekst.
Voor je schoolexamen moet je een gedocumenteerd betoog kunnen schrijven. Deze tekstsoort zullen we hier dan ook uitgebreid behandelen.
Andere tekstvormen die overtuigend kunnen zijn:
- De column
Zie voor hulp bij het schrijven van een column: www.tekstblog.nl
- De weblog
Zie voor hulp bij het schrijven van een weblog: www.schrijvenonline.org
Het betoog
In een betoog probeert een schrijver zijn lezer te overtuigen van zijn mening. Door middel van argumenten zal hij zijn standpunt onderbouwen. Deze argumenten kunnen zowel feitelijk als niet-feitelijk zijn.
De hoofdgedachte van een betoog is de mening die schrijver heeft over een bepaald onderwerp.
Voorbeelden:
– Catalonië moet onafhankelijk worden.
– Supporters van Ajax hebben recht op kwaliteit.
– Ilja Leonard Pfeijffer schreef de mooiste zin van het jaar.
Bij een betoog zal je in de inleiding een stelling over je onderwerp formuleren (=standpunt). Je standpunt kun je ook als een vraag formuleren. In het middenstuk kom je met argumenten voor de stelling. Behandel ieder hoofdargument in een nieuwe alinea. Voorbeelden en feiten verlevendigen je betoog. Denk na over mogelijke tegenargumenten en weerleg ze in je betoog. Hiermee versterk je je betoog.
In je slot herhaal je nadrukkelijk je je stelling met je belangrijkste argumenten en geef je een korte samenvatting. Als je nadelen hebt genoemd, kom je met een afweging en een conclusie.
In een betoog gebruikt men vaak de argumentatiestructuur en de voor- en nadelenstructuur.
Schematisch:
Onderschikkende argumentatie | Argumentatie met voor –en nadelen | |
inleiding | vraag/stelling over onderwerp | vraag/stelling over onderwerp |
middenstuk | argument met ondersteuning 1 | voordeel 1 |
argument met ondersteuning 2 | voordeel 2 | |
tegenargument met weerlegging | nadeel | |
slot | conclusie | afweging en conclusie |
Maak altijd eerst een bouwplan (klik op de link) voordat je de tekst gaat schrijven.
In een opiniërende tekst geef je je lezer informatie op basis waarvan hij/zij zijn mening kan vormen. Beschouwingen en recensies zijn voorbeelden van opiniërende teksten. Aan beide vormen besteden we hier aandacht.
Voor je schoolexamen moet je een beschouwing kunnen schrijven. Deze tekstsoort zullen we hier dan ook eerst uitgebreid behandelen.
De beschouwing
Een beschouwing wil de lezer een mening laten vormen, aan het denken zetten. In een beschouwing wordt een onderwerp van verschillende kanten belicht. Zo kunnen van een probleem verschillende oorzaken, oplossingen en voor- en nadelen besproken worden. De lezer krijgt zo een goed beeld van het onderwerp en kan zich daarover een mening vormen.
Aan de ene kant is een beschouwing een beetje informatief (zij geeft informatie over een onderwerp) en aan de andere kant een beetje overtuigend (je geeft wel jouw mening), maar je wil de lezer niet van je mening van overtuigen. Je laat het oordeel aan de lezer over. De lezer krijgt verschillende meningen te horen en kan daaruit zijn eigen standpunt bepalen.
De volgende tekststructuren zijn vooral geschikt voor het schrijven van een beschouwing:
– voor- en nadelenstructuur
– verleden/heden/toekomststructuur
– verklaringstructuur
– probleem – oplossingstructuur
Voorbeeld bouwplan van een beschouwing:
Onderwerp: Nederland en de euro
Doel: opiniëren
Hoofdgedachte: Moet Nederland uit de euro stappen?
Tekststructuur…………………………………………….
Tekstdeel | alinea | trefwoorden |
Inleiding | Hoe wordt de aandacht getrokken? | |
beschrijving onderwerp: Nederland en de euro | ||
Middenstuk | deelonderwerp 1 : voordelen | |
deelonderwerp 2 : nadelen | ||
Slot | conclusie | |
Zorg ervoor dat je je voor het schrijven goed documenteert, dat je duidelijk aangeeft van wie de mening is en dat je je lezer niet probeert te overtuigen.
Maak altijd eerst een bouwplan (klik op de link) voordat je de tekst gaat schrijven.
De recensie
In veel kranten, tijdschriften en op websites vind je recensies. Een recensie is een tekst waarin de recensent een boek, film, toneelstuk, tv-programma, concert, cd, game of expositie beoordeelt. Het is de bedoeling dat de lezer aan de hand van de recensie zich een oordeel kan vormen over het werk.
Het is de bedoeling dat je als lezer informatie over het werk krijgt en daarbij zal de recensent zeker ook zijn mening geven. Dat oordeel zal hij onderbouwen met argumenten. In eerste instantie is een recensie opiniërend bedoeld, maar heel vaak zal hij ook overtuigend en zelfs activerend (koop dit boek (niet)) geschreven zijn.
In een recensie vind je:
– informatie over de inhoud van het werk
– informatie over de maker
– enkele citaten, voorbeelden uit het werk
– een oordeel met argumentatie over het werk
Hoe schrijf jezelf een recensie?
Maak meteen na het lezen, zien een paar aantekeningen:
– Wat vond je leuk, belangrijk, niet goed… (Noteer bladzijden, om later iets weer op te zoeken)
– Wacht enkele dagen met het schrijven dan kun je er nog eens over nadenken.
– Begin niet met “ik”.
– Mensen die je recensie lezen, kennen het boek (nog) niet. Noem titel en naam van de schrijver.
– Begin je recensie bijvoorbeeld met in een paar zinnen te vertellen waar het boek over gaat.
Je kan ook een aantal zinnen of fragmenten citeren en daarna iets vertellen over de inhoud.
– Geef daarna je mening. Schrijf op waarom je het boek goed/matig slecht vindt, geef daarbij argumenten en kom met voorbeelden uit het werk.