Insert Content Template or Symbol

uitleg
  • Uitleg
    Mondelinge taalvaardigheid

Mondelinge taalvaardigheid examen Nederlands havo/vwo

In het examenblad worden de eisen mondelinge taalvaardigheid als volgt omschreven: De kandidaat kan ten behoeve van een voordracht, discussie of debat (ter keuze van de school):
– relevante informatie verzamelen en verwerken;
– deze informatie adequaat presenteren met het oog op doel, publiek en gespreksvorm;
– adequaat reageren op bijdragen van luisteraars of gespreksdeelnemers.

Bron: Examenblad

In de eindrapportage van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen worden de referentieniveaus als volgt geformuleerd:

3F

  • Gespreksvaardigheid
    Kan op effectieve wijze deelnemen aan gesprekken over onderwerpen van maatschappelijke en beroepsmatige aard.
  • Luisteren
    Kan luisteren naar een variatie aan teksten over alledaagse, opleidings en beroepsgebonden en maatschappelijke onderwerpen.
  • Spreekvaardigheid
    Kan monologen en presentaties houden over opleidings – en beroepsgerelateerde onderwerpen waarin ideeën worden uitgewerkt en voorzien van relevante voorbeelden.

4F

  • Gespreksvaardigheid
    Kan in alle soorten gesprekken de taal nauwkeurig en doeltreffend gebruiken voor een breed scala aan onderwerpen uit opleiding, beroep of maatschappelijk leven.
  • Luisteren
    Kan luisteren naar een grote variatie aan, ook complexe, teksten over opleidings – en beroepsgebonden en maatschappelijke onderwerpen en over en abstracte onderwerpen.
  • Spreekvaardigheid
    Kan duidelijke, gedetailleerde monologen en presentaties houden over tal van onderwerpen. Kan daarbij subthema’s integreren, specifieke standpunten ontwikkelen en het geheel afronden met een passende conclusie

Met deze eisen in het achterhoofd bespreken we hier achtereenvolgens:

  • De voorbereiding van een spreekbeurt
  • Inleiding, middenstuk en slot
  • Informeren of overtuigen
  • Spreken in het openbaar
  • Hulpmiddelen
  • Het debat
  • Spreekbeurtonderwerpen

uitleg
  • Uitleg
    De voorbereiding van een spreekbeurt

Tips voor het houden van een goede presentatie:

  • Kies voor een informatieve of betogende spreekbeurt. De twee soorten presentaties worden verderop besproken.
  • Zoek een onderwerp. Motiveer je keuze (Waarom wil je de klas iets vertellen over het onderwerp, in hoeverre ben je er bij betrokken?).
  • Tip voor het kiezen van een onderwerp: Zie: Spreekbeurtonderwerpen
  • Informatie verzamelen
    – Stel vast wat je al weet van het onderwerp.
    – Stel de wie, wat, waar, wanneer en hoe vragen en beantwoord ze.
    – Zoek in de mediatheek, thuis en op internet informatie.
    – Noteer de bronnen.
  • Formuleer je hoofdgedachte en stel je doel (informeren of overtuigen) vast.
    Bij een betoog: Waar wil ik mijn klasgenoten van overtuigen?
    Bij een beschouwing of uiteenzetting: Wat wil ik dat ze aan het eind weten?
  • Bepaal de deelonderwerpen.
  • Maak gebruik van een structuur.
    Bij een betoog: publiek met standpunt van twijfel of tegenovergesteld standpunt.
    Bij een beschouwing of uiteenzetting: voor- en nadelenstructuur, verklaringsstructuur, opvattingenstructuur, probleem -oplossingstructuur en verleden-heden-toekomststructuur.
  • Verdeel je informatie over inleiding, middenstuk en slot.

uitleg
  • Uitleg
    Inleiding, middenstuk en slot

Net als veel geschreven teksten heeft een presentatie een inleiding, een middenstuk en een slot. Het is dan ook handig om voor je publiek duidelijk te maken hoe je je spreekbeurt hebt opgebouwd. Zet op bord of een sheet hoe je je spreekbeurt hebt ingedeeld. Het maakt hierbij ook nogal uit of je een informatieve of overtuigende spreekbeurt houdt.

Gebruik  bij het spreken daarom signaalwoorden en signaalzinnen:
Ik ga het vandaag hebben over ……
De eerste mogelijke oorzaak is ……
Een andere mogelijkheid is ……
Een oplossing zou kunnen zijn dat ……
Concluderend kun je dus zeggen dat ……

De inleiding

Een goede inleiding heeft vaak verschillende functies:

  • De interesse opwekken bij je publiek.
  • Je onderwerp en/of hoofdgedachte introduceren.
  • Duidelijk maken wat je wil bereiken (je doel).
  • Kort vertellen hoe je je presentatie hebt opgebouwd.

De interesse opwekken kan je door het  vertellen van een verhaaltje, anekdote over iets dat je hebt gelezen/ meegemaakt of een opmerkelijke uitspraak doen of citeren over je onderwerp.
Het stellen van een retorische vraag (een vraag waar men geen antwoord op verwacht) kan ook goed werken.
Voorbeeld:
‘Bent jij ook zo gek dat je om de haverklap even op je telefoon wil kijken?’
Je kan ook ingaan op een actuele gebeurtenis of je vertelt iets wat op dat moment veel aandacht krijgt in de publiciteit. Het gebruik van stijlmiddelen als overdrijving, ironie en understatements kan daarbij heel goed werken.
Voorbeeld:
‘Het heeft eeuwen geduurd, maar het is er eindelijk van gekomen dat ……’

Middenstuk

Afhankelijk van de door jou gekozen structuur werk je je hoofdgedachte uit in een aantal deelonderwerpen. Let er op dat je een logische volorde aanhoudt en gebruik maakt van signaalwoorden en signaalzinnen.

Slot
In het slot rond je je presentatie af. Je herhaalt de hoofdgeachte en vat kort de belangrijkste zaken samen. Signaalwoorden die je kunt gebruiken zijn dan: kortom, alles bij elkaar genomen, samengevat, op grond van het voorgaande.
Sluit af met een pakkende uitsmijter:

  • Doe een oproep.
  • Doe een aanbeveling.
  • Stel een (retorische) vraag.
  • Trek een opvallende conclusie.

Na afloop

Na een presentatie is het gebruikelijk dat je publiek mag reageren. Geef ruimte voor/bereid je voor op vragen, discussie.

  • Beantwoord vragen over zaken die niet goed begrepen zijn.
  • Vraag naar reacties op je oproep of gestelde vraag.
  • Maar geef ook eerlijk toe dat je bepaalde zaken niet weet.

uitleg
  • Uitleg
    Informeren of overtuigen

Het doel van een informerende spreekbeurt is informatie geven. Je geeft informatie over je onderwerp en die kan bestaan uit feiten, getallen en verschillende opvattingen. In de hoofdgedachte zal je iets vaststellen over je onderwerp.

Voorbeeld:

Onderwerp = Het alcoholgebruik van jongeren onder de 18
Hoofdgedachte  = Het alcoholgebruik van jongeren onder de 18 is het afgelopen jaar sterk verminderd.

Het doel van een overtuigende  spreekbeurt is overtuigen. Je geeft een mening over je onderwerp en die ondersteun je met argumenten. Die argumenten kunnen bestaan uit objectieve argumenten zoals feiten en wetenschappelijke gegevens, maar ook uit subjectieve argumenten die te maken hebben zaken als geloof, vermoedens, emoties, algemeen nut, gezag en niet algemeen aanvaarde waardeoordelen. In de hoofdgedachte zal je een mening geven over je onderwerp.

Voorbeeld:

Onderwerp = Het alcoholgebruik van jongeren onder de 18
Hoofdgedachte  = Het alcoholgebruik van jongeren onder de 18 jaar moet sterk verminderd worden.

Hoe ga je te werk?

  • Zoek een onderwerp en informatie.
  • Formuleer een mening bij je onderwerp.
  • Kies een passende structuur.
    Voor een informerende spreekbeurt kan je het beste gebruik maken van een verklaringsstructuur, de verleden/heden/toekomststructuur, probleem -oplossingstructuur en de vraag – antwoordstructuur.
    Voor een overtuigende spreekbeurt kan je het beste gebruik maken van een argumentatiestructuur of voor- en nadelenstructuur.
  • Bepaal de deelonderwerpen of bepaal bij een overtuigende spreekbeurt de argumenten die je gaat gebruiken om je publiek te overtuigen.
  • Denk na over de tegenargumenten die er kunnen zijn onder je publiek en hoe je denkt die te weerleggen.
  • Ga na welke hulpmiddelen je wil/kan gebruiken.
  • Vul een bouwplan in (zie module schijfvaardigheid) en maak daarmee een spiekbriefje.
  • Oefen je presentatie (voor bekende(n)).

uitleg
  • Uitleg
    Spreken in het openbaar

Als je een presentatie houdt, is het goed dat je je realiseert dat het overbrengen van een boodschap mede bepaald wordt door de manier waarop je dat doet (non-verbale communicatie). Het daarom belangrijk dat je geloofwaardig en daadkrachtig overkomt. Hieronder een aantal tips.

Tips voor je taalgebruik:

  • Varieer je stemgeluid, volume (niet te hard of zacht).
  • Varieer je tempo en spreek vooral niet te snel.
  • Varieer je intonatie (een beetje overdrijven kan geen kwaad).
  • Spreek verstaanbaar en goed Nederlands.
  • Pas je woordgebruik aan aan het je publiek.
  • Pas op voor formeel taalgebruik.
  • Vermijd het gebruik van stopwoorden (zeg maar, dat wil je niet weten, dat is echt mijn ding, gesnopen? ja toch? eh

Tips voor de presentatie

  • Stel jezelf voor en motiveer onderwerpskeuze.
  • Wees enthousiast en betrokken.
  • Kijk je klas regelmatig aan (maak oogcontact).
  • Ondersteun je woorden met gebaren (maar die moeten wel bij je passen).
  • Sta rechtop (ga niet ergens tegen leunen).
  • Reageer op reacties (wacht bijvoorbeeld tot het weer stil is na gelach of onrust)

Tips voor documentatie:

Maak een spiekbriefje

Maak dat briefje niet langer dan een A4’tje.
Je mag niet voorlezen.
Een uitgeschreven versie van je spreekbeurt mag je alleen gebruiken als je niet meer weet hoe je verder moet.

Gebruik een beamer voor een PowerPoint presentatie

Gebruik daarbij zo weinig mogelijk tekst.
Noteer in ieder geval je deelonderwerpen en gebruik interessant beeldmateriaal.
Filmpjes mogen niet te lang zijn en tellen niet bij de lengte van je spreekbeurt (zie voor PowerPoint presentatiehttp://office.microsoft.com).

uitleg
  • Uitleg
    Hulpmiddelen

Gebruik bij je spreekbeurt ondersteunende hulpmiddelen. Let wel op dat het hulpmiddelen blijven. Het gaat er tenslotte om wat jij zegt.

Mogelijke hulpmiddelen:

  • Geluidsfragmenten en filmpjes zijn goed te gebruiken, maar tellen niet mee bij de tijd die voor de spreekbeurt is afgesproken. Let erop dat ze niet te lang duren.
  • Laat voorwerpen, foto’s, illustraties en dergelijke niet tijdens de presentatie rondgaan, want dat zorgt voor onrust. Leerlingen missen informatie en jijzelf wordt afgeleid.
  • Gebruik het (digi-)bord om de opbouw van je presentatie duidelijk te maken.
  • Een digibord is ideaal om filmpjes te vertonen of geluidsfragmenten te laten horen.
    Zorg er wel voor dat je de bestanden en of links al in een bestand op een USB-stick hebt staan.
  • Met een PowerpointPresentatie kan je heel goed de structuur van je presentatie duidelijk maken. Gebruik niet te veel woorden per pagina. Laat iemand anders de beamer bedienen.
  • Blijf naar je publiek kijken en ga niet staan voorlezen wat erop het scherm staat.
  • Zet op een spiekbriefje alleen de kernwoorden. Schrijf alleen aandachtstrekkers, citaten en uitsmijters voluit. Gebruik wel signaalwoorden die de opbouw aangeven op.

uitleg
  • Uitleg
    Debat

Een debat is een argumentatiewedstrijd tussen twee leerlingen of 2 groepen van leerlingen. De ene partij zal een stelling verdedigen en de andere partij zal die aanvallen. Degene(n) met de beste argumenten zal het debat winnen.

Het doel

In een debat probeer je door middel van argumenten een jury (en indirect ook het publiek) te overtuigen. Het belangrijkste is dat je de jury overtuigt en niet je tegenstanders.

De debatstelling

Het onderwerp van het debat moet actueel en controversieel (er moet een duidelijk verschil van mening over zijn). Een debatstelling moet voor de deelnemers interessant zijn en er moet genoeg informatie over aanwezig zijn. Hij moet goed geformuleerd worden en de stelling vraagt vaak om een verandering van regels (bijvoorbeeld op school) of verandering van beleid van bijvoorbeeld een sportbond of de regering.

Het debat

Een debat in de klas of op school gaat volgens van tevoren afgesproken regels.
Je docent of iemand uit klas komt met een onderwerp en de klas bedenkt daarbij een stelling.

Voorbeeld:

Onderwerp: Sociale media
Stelling: Sociale media hebben een slechte invloed op jongeren.

Tips bij het ontwikkelen van een stelling: hetdebatbureau.nl

Ga verder als volgt te werk:

  • Vorm twee partijen van twee of drie leerlingen en een jury (drie tot vijf leerlingen). Bepaal welke groep de stelling verdedigt , welke groep aanvalt en wie er in de jury gaan zitten. Hoe je werkelijk over de stelling denkt speelt geen rol in het debat.
  • Kies een gespreksleider en bepaal van tevoren hoeveel rondes en hoelang het debat gaat duren. De gesprekleider ziet hierop toe.
  • Als je het eens bent over de stelling documenteren de partijen en jury zich over de stelling.
  • Bepaal onderling wie welke argumenten gaat gebruiken en wie het debat opent met een speech waarin de stelling wordt verdedigt.
  • De teams doen vervolgens hun uiterste best de tegenpartij te overtuigen van hun gelijk. De partij die daar het best in slaagt, is de winnaar.

Belangrijk tijdens een debat is dat je:

  • Je je standpunt goed verdedigt.
  • Je de argumenten van de andere partij aanvalt en aantoont dat bepaalde argumenten niet juist zijn.
  • Je drogredenen aantoont.
  • Snel en doeltreffend reageert.

Na afloop bespreekt de jury het debat en let daarbij op de kwaliteit van de argumenten en presentatie. De voorzitter geeft daarna commentaar en wijst een winnaar aan.


Variatiemogelijkheid: Het Schaakklokdebat

Tijdens het debat staat er tussen de partijen een schaakklok. Stel die klok zo in dat iedere partij evenveel spreektijd (3 á 4 minuten) heeft. Een spreker mag alleen praten als zijn tijd loopt. Dus als de andere spreker op de schaakklok drukt, moet jij je mond houden.

Deze vorm is erg spannend en laat goed zien hoe belangrijk timing in een debat kan zijn. Je mag de ander wegdrukken, maar je kan ook de beurt over geven als je denkt dat je een sterk punt hebt gemaakt. De tegenpartij moet dan reageren!

oefening
  • Oefening 1  
  • Drogredenen

oefening
  • Oefening 2  
  • Redeneringen

oefening
  • Oefening 3  
  • Standpuntargumentatie

oefening
  • Oefening 4  
  • Drogredenen

oefening
  • Oefening 5  
  • Redeneringen

oefening
  • Oefening 6  
  • Argumenten

oefening
  • Oefening 7  
  • Soorten argumenten

CambiumNed op Learnbeat

Gebruik de beste oefensite voor het vak Nederlands nu ook in de klas!