Oefening 1 – zelfstandig gebruikte woorden

Welk woord moet je invullen?
Alle ….. moesten in onderzocht worden.

Welk woord moet je invullen?
Op Koningsdag had hij twintig blikjes te koop. Na een uur had hij ze ….. verkocht.

Welk woord moet je invullen?
Bij vorige trainer kregen slechts weinig jonge spelers een kans, bij de nieuwe trainer krijgen de …… een kans om zich te bewijzen.

Welk woord moet je invullen?
Van die mobieltjes zijn er maar ….. teruggevonden.

Welk woord moet je invullen?
De gorilla wordt bedreigd met uitsterven, maar de ….. worden tegenwoordig goed beschermd.

Welk woord moet je invullen?
De ….. bleken goed te kunnen snowboarden.

Welk woord moet je invullen?
In Rome kwamen ze een paar ….. tegen.

Welk woord moet je invullen?
Zij zijn de ….. die zich niet opgegeven hebben.

Welk woord moet je invullen?
Bij de verhuizing zijn enkele boeken beschadigd, maar de ….. zijn goed overgekomen.

Welk woord moet je invullen?
Onze poes had zes jongen, maar na een week waren ….. dood.

Welk woord moet je invullen?
Veel leerlingen gaan mee naar Barcelona, maar ….. aarzelen nog.

Welk woord moet je invullen?
Voor jonge mensen is skateboarden leuk, voor ….. wordt het te gevaarlijk.