Oefening 4 – bijwoordelijke bepaling en voorzetselvoorwerp

Is het gemarkeerde zinsdeel een voorzetselvoorwerp of bijwoordelijk bepaling?
De brandweerauto staat voor ons huis.

Is het gemarkeerde zinsdeel een voorzetselvoorwerp of bijwoordelijk bepaling?
Hij heeft altijd erg veel plezier in het tekenlokaal.

Is het gemarkeerde zinsdeel een voorzetselvoorwerp of bijwoordelijk bepaling?
Straks trakteert mijn moeder op een waterijsje.

Is het gemarkeerde zinsdeel een voorzetselvoorwerp of bijwoordelijk bepaling?
Zij is erg bang voor spinnen.

Is het gemarkeerde zinsdeel een voorzetselvoorwerp of bijwoordelijk bepaling?
Het paard bleef stilstaan voor de hindernis.

Is het gemarkeerde zinsdeel een voorzetselvoorwerp of bijwoordelijk bepaling?
Wij voetbalden vroeger altijd op straat.

Is het gemarkeerde zinsdeel een voorzetselvoorwerp of bijwoordelijk bepaling?
Ik moest erg lang zoeken naar de bril van Anne-Marie .

Is het gemarkeerde zinsdeel een voorzetselvoorwerp of bijwoordelijk bepaling?
Hij was altijd al tevreden met een zesje.

Is het gemarkeerde zinsdeel een voorzetselvoorwerp of bijwoordelijk bepaling?
Ik ben benieuwd naar het nieuwe schooljaar.

Is het gemarkeerde zinsdeel een voorzetselvoorwerp of bijwoordelijk bepaling?
Ik reken dat wel uit op de achterkant van het luciferdoosje.

Is het gemarkeerde zinsdeel een voorzetselvoorwerp of bijwoordelijk bepaling?
Hij hangt erg aan zijn moeder.

Is het gemarkeerde zinsdeel een voorzetselvoorwerp of bijwoordelijk bepaling?
Wij wachten met spanning op de uitslag van het examen.