Quiz Summary
0 van 8 vragen ingevuld
Questions:
Information
You have already completed the quiz before. Hence you can not start it again.
Quiz is loading…
You must sign in or sign up to start the quiz.
You must first complete the following:
Resultaten
Resultaten
0 van de 8 vragen goed beantwoord
Your time:
Time has elapsed
You have reached 0 of 0 point(s), 0
Earned Point(s): 0 of 0, (0)
0 Audio(s)/Essay(s) Pending (Possible Point(s): 0)
Categories
- literatuur – alles-voor-je-lijst 0%
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- Huidig
- Review
- Beantwoord
- Goed
- Fout
-
Question 1 of 8
1. Question
Lees het verhaal en maak daarna de vragen.
PLEZIERTREIN Ik heb nog een oudere herinnering.
Donderdag 30 Juli 1896. Kijkt u het maar na in een oude almanak en u zult zien dat ’t klopt. Bestaan er nog almanakken? En winkels: tabak, snuif en sigaren?
Donderdag 30 Juli 1896. Ik zie nog de blauwe aanplakbiljetten. Goedkoope trein naar Nijmegen, 2e en 3e klas, ƒ 1,- heen en weer. En ik voel weer heel even de oude verwachting van toen, toen die dag nog komen moest.
Het geluid van de houtduif. Een weg in een vreemd land, hooge boomen alom. Het moet bij Berg en Dal zijn geweest. En het koeren van de houtduif. En de vreemde ontroering. Dat is alles. De rest is zakelijkheid. De menschen van de pleziertrein, die je overal tegenkwam. De Duivelsberg. En even weer een vreemde ontroering: die ruimte en dat licht. Alles was vreemd. Een opgetogen meisje, volwassen. Ze kan nog leven, ik leef ook nog. Een te duidelijke stem: “Zooiets zie je bij ons op de Jodenbreestraat toch niet.” Een steil pad naar beneden, te steil, m’n vader komt zittende terecht, halverhoogte.
En tegen den avond, de weg naar ’t station, al die groepjes menschen: de pleziertrein. Een man die op den rand van ’t trottoir staat en z’n hoofd beweegt en dan kotst. De pleziertrein. In de nacht staan we stil op de rails. Het raampje is open, wij hooren ’t gelal uit de andere uit de andere wagens. Een man zit bij het portier. Waar zijn we? Hij wipt op om z’n kop uit ’t raampje te steken en praat naar binnen: “Maarsbergen!” Klap op z’n derrière. “Waarom berg je ‘m dan niet op?” Pleziertrein.
Maar ’t zachte koeren van die duif in de eeuwigheid. Dat steeds maar weer herleeft als ik een duif hoor koeren en soms alleen al als ik hoog-opgaand weelderig geboomte zie. Nijmegen, m’n vader, dat stuk weg, die boomen daar en die duif die koerde. En de weemoed. Lang nadat die dag niet meer komen moest, hingen hier en daar nog die blauwe biljetten. Donderdag 30 Juli 1896. Goedkoope trein naar Arnhem en Nijmegen. De zoete pijnlijke en onbegrepen weemoed dat ’t voorbij was en dat Donderdag de 30ste Juli 1896 nooit meer komen zou.
Dat is alles.
Een vreemd gevoel van onvergankelijkheid.19 Februari 1942
Nescio Uit Boven het dal en andere verhalen. Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1961Is het verhaal chronologisch geschreven?
GoedOnjuist -
Question 2 of 8
2. Question
Lees het verhaal en maak daarna de vragen.
PLEZIERTREIN Ik heb nog een oudere herinnering.
Donderdag 30 Juli 1896. Kijkt u het maar na in een oude almanak en u zult zien dat ’t klopt. Bestaan er nog almanakken? En winkels: tabak, snuif en sigaren?
Donderdag 30 Juli 1896. Ik zie nog de blauwe aanplakbiljetten. Goedkoope trein naar Nijmegen, 2e en 3e klas, ƒ 1,- heen en weer. En ik voel weer heel even de oude verwachting van toen, toen die dag nog komen moest.
Het geluid van de houtduif. Een weg in een vreemd land, hooge boomen alom. Het moet bij Berg en Dal zijn geweest. En het koeren van de houtduif. En de vreemde ontroering. Dat is alles. De rest is zakelijkheid. De menschen van de pleziertrein, die je overal tegenkwam. De Duivelsberg. En even weer een vreemde ontroering: die ruimte en dat licht. Alles was vreemd. Een opgetogen meisje, volwassen. Ze kan nog leven, ik leef ook nog. Een te duidelijke stem: “Zooiets zie je bij ons op de Jodenbreestraat toch niet.” Een steil pad naar beneden, te steil, m’n vader komt zittende terecht, halverhoogte.
En tegen den avond, de weg naar ’t station, al die groepjes menschen: de pleziertrein. Een man die op den rand van ’t trottoir staat en z’n hoofd beweegt en dan kotst. De pleziertrein. In de nacht staan we stil op de rails. Het raampje is open, wij hooren ’t gelal uit de andere uit de andere wagens. Een man zit bij het portier. Waar zijn we? Hij wipt op om z’n kop uit ’t raampje te steken en praat naar binnen: “Maarsbergen!” Klap op z’n derrière. “Waarom berg je ‘m dan niet op?” Pleziertrein.
Maar ’t zachte koeren van die duif in de eeuwigheid. Dat steeds maar weer herleeft als ik een duif hoor koeren en soms alleen al als ik hoog-opgaand weelderig geboomte zie. Nijmegen, m’n vader, dat stuk weg, die boomen daar en die duif die koerde. En de weemoed. Lang nadat die dag niet meer komen moest, hingen hier en daar nog die blauwe biljetten. Donderdag 30 Juli 1896. Goedkoope trein naar Arnhem en Nijmegen. De zoete pijnlijke en onbegrepen weemoed dat ’t voorbij was en dat Donderdag de 30ste Juli 1896 nooit meer komen zou.
Dat is alles.
Een vreemd gevoel van onvergankelijkheid.19 Februari 1942
Nescio Uit Boven het dal en andere verhalen. Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1961Wat is de vertelde tijd?
GoedOnjuist -
Question 3 of 8
3. Question
Lees het verhaal en maak daarna de vragen.
PLEZIERTREIN Ik heb nog een oudere herinnering.
Donderdag 30 Juli 1896. Kijkt u het maar na in een oude almanak en u zult zien dat ’t klopt. Bestaan er nog almanakken? En winkels: tabak, snuif en sigaren?
Donderdag 30 Juli 1896. Ik zie nog de blauwe aanplakbiljetten. Goedkoope trein naar Nijmegen, 2e en 3e klas, ƒ 1,- heen en weer. En ik voel weer heel even de oude verwachting van toen, toen die dag nog komen moest.
Het geluid van de houtduif. Een weg in een vreemd land, hooge boomen alom. Het moet bij Berg en Dal zijn geweest. En het koeren van de houtduif. En de vreemde ontroering. Dat is alles. De rest is zakelijkheid. De menschen van de pleziertrein, die je overal tegenkwam. De Duivelsberg. En even weer een vreemde ontroering: die ruimte en dat licht. Alles was vreemd. Een opgetogen meisje, volwassen. Ze kan nog leven, ik leef ook nog. Een te duidelijke stem: “Zooiets zie je bij ons op de Jodenbreestraat toch niet.” Een steil pad naar beneden, te steil, m’n vader komt zittende terecht, halverhoogte.
En tegen den avond, de weg naar ’t station, al die groepjes menschen: de pleziertrein. Een man die op den rand van ’t trottoir staat en z’n hoofd beweegt en dan kotst. De pleziertrein. In de nacht staan we stil op de rails. Het raampje is open, wij hooren ’t gelal uit de andere uit de andere wagens. Een man zit bij het portier. Waar zijn we? Hij wipt op om z’n kop uit ’t raampje te steken en praat naar binnen: “Maarsbergen!” Klap op z’n derrière. “Waarom berg je ‘m dan niet op?” Pleziertrein.
Maar ’t zachte koeren van die duif in de eeuwigheid. Dat steeds maar weer herleeft als ik een duif hoor koeren en soms alleen al als ik hoog-opgaand weelderig geboomte zie. Nijmegen, m’n vader, dat stuk weg, die boomen daar en die duif die koerde. En de weemoed. Lang nadat die dag niet meer komen moest, hingen hier en daar nog die blauwe biljetten. Donderdag 30 Juli 1896. Goedkoope trein naar Arnhem en Nijmegen. De zoete pijnlijke en onbegrepen weemoed dat ’t voorbij was en dat Donderdag de 30ste Juli 1896 nooit meer komen zou.
Dat is alles.
Een vreemd gevoel van onvergankelijkheid.19 Februari 1942
Nescio Uit Boven het dal en andere verhalen. Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1961Kijkt u het maar na in een oude almanak en u zult zien dat ’t klopt. Wat klopt er?
GoedOnjuist -
Question 4 of 8
4. Question
Lees het verhaal en maak daarna de vragen.
PLEZIERTREIN Ik heb nog een oudere herinnering.
Donderdag 30 Juli 1896. Kijkt u het maar na in een oude almanak en u zult zien dat ’t klopt. Bestaan er nog almanakken? En winkels: tabak, snuif en sigaren?
Donderdag 30 Juli 1896. Ik zie nog de blauwe aanplakbiljetten. Goedkoope trein naar Nijmegen, 2e en 3e klas, ƒ 1,- heen en weer. En ik voel weer heel even de oude verwachting van toen, toen die dag nog komen moest.
Het geluid van de houtduif. Een weg in een vreemd land, hooge boomen alom. Het moet bij Berg en Dal zijn geweest. En het koeren van de houtduif. En de vreemde ontroering. Dat is alles. De rest is zakelijkheid. De menschen van de pleziertrein, die je overal tegenkwam. De Duivelsberg. En even weer een vreemde ontroering: die ruimte en dat licht. Alles was vreemd. Een opgetogen meisje, volwassen. Ze kan nog leven, ik leef ook nog. Een te duidelijke stem: “Zooiets zie je bij ons op de Jodenbreestraat toch niet.” Een steil pad naar beneden, te steil, m’n vader komt zittende terecht, halverhoogte.
En tegen den avond, de weg naar ’t station, al die groepjes menschen: de pleziertrein. Een man die op den rand van ’t trottoir staat en z’n hoofd beweegt en dan kotst. De pleziertrein. In de nacht staan we stil op de rails. Het raampje is open, wij hooren ’t gelal uit de andere uit de andere wagens. Een man zit bij het portier. Waar zijn we? Hij wipt op om z’n kop uit ’t raampje te steken en praat naar binnen: “Maarsbergen!” Klap op z’n derrière. “Waarom berg je ‘m dan niet op?” Pleziertrein.
Maar ’t zachte koeren van die duif in de eeuwigheid. Dat steeds maar weer herleeft als ik een duif hoor koeren en soms alleen al als ik hoog-opgaand weelderig geboomte zie. Nijmegen, m’n vader, dat stuk weg, die boomen daar en die duif die koerde. En de weemoed. Lang nadat die dag niet meer komen moest, hingen hier en daar nog die blauwe biljetten. Donderdag 30 Juli 1896. Goedkoope trein naar Arnhem en Nijmegen. De zoete pijnlijke en onbegrepen weemoed dat ’t voorbij was en dat Donderdag de 30ste Juli 1896 nooit meer komen zou.
Dat is alles.
Een vreemd gevoel van onvergankelijkheid.19 Februari 1942
Nescio Uit Boven het dal en andere verhalen. Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1961Welke ruimte elementen zijn hier vooral van belang?
GoedOnjuist -
Question 5 of 8
5. Question
Lees het verhaal en maak daarna de vragen.
PLEZIERTREIN Ik heb nog een oudere herinnering.
Donderdag 30 Juli 1896. Kijkt u het maar na in een oude almanak en u zult zien dat ’t klopt. Bestaan er nog almanakken? En winkels: tabak, snuif en sigaren?
Donderdag 30 Juli 1896. Ik zie nog de blauwe aanplakbiljetten. Goedkoope trein naar Nijmegen, 2e en 3e klas, ƒ 1,- heen en weer. En ik voel weer heel even de oude verwachting van toen, toen die dag nog komen moest.
Het geluid van de houtduif. Een weg in een vreemd land, hooge boomen alom. Het moet bij Berg en Dal zijn geweest. En het koeren van de houtduif. En de vreemde ontroering. Dat is alles. De rest is zakelijkheid. De menschen van de pleziertrein, die je overal tegenkwam. De Duivelsberg. En even weer een vreemde ontroering: die ruimte en dat licht. Alles was vreemd. Een opgetogen meisje, volwassen. Ze kan nog leven, ik leef ook nog. Een te duidelijke stem: “Zooiets zie je bij ons op de Jodenbreestraat toch niet.” Een steil pad naar beneden, te steil, m’n vader komt zittende terecht, halverhoogte.
En tegen den avond, de weg naar ’t station, al die groepjes menschen: de pleziertrein. Een man die op den rand van ’t trottoir staat en z’n hoofd beweegt en dan kotst. De pleziertrein. In de nacht staan we stil op de rails. Het raampje is open, wij hooren ’t gelal uit de andere uit de andere wagens. Een man zit bij het portier. Waar zijn we? Hij wipt op om z’n kop uit ’t raampje te steken en praat naar binnen: “Maarsbergen!” Klap op z’n derrière. “Waarom berg je ‘m dan niet op?” Pleziertrein.
Maar ’t zachte koeren van die duif in de eeuwigheid. Dat steeds maar weer herleeft als ik een duif hoor koeren en soms alleen al als ik hoog-opgaand weelderig geboomte zie. Nijmegen, m’n vader, dat stuk weg, die boomen daar en die duif die koerde. En de weemoed. Lang nadat die dag niet meer komen moest, hingen hier en daar nog die blauwe biljetten. Donderdag 30 Juli 1896. Goedkoope trein naar Arnhem en Nijmegen. De zoete pijnlijke en onbegrepen weemoed dat ’t voorbij was en dat Donderdag de 30ste Juli 1896 nooit meer komen zou.
Dat is alles.
Een vreemd gevoel van onvergankelijkheid.19 Februari 1942
Nescio Uit Boven het dal en andere verhalen. Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1961Wat is het het perspectief?
GoedOnjuist -
Question 6 of 8
6. Question
Lees het verhaal en maak daarna de vragen.
PLEZIERTREIN Ik heb nog een oudere herinnering.
Donderdag 30 Juli 1896. Kijkt u het maar na in een oude almanak en u zult zien dat ’t klopt. Bestaan er nog almanakken? En winkels: tabak, snuif en sigaren?
Donderdag 30 Juli 1896. Ik zie nog de blauwe aanplakbiljetten. Goedkoope trein naar Nijmegen, 2e en 3e klas, ƒ 1,- heen en weer. En ik voel weer heel even de oude verwachting van toen, toen die dag nog komen moest.
Het geluid van de houtduif. Een weg in een vreemd land, hooge boomen alom. Het moet bij Berg en Dal zijn geweest. En het koeren van de houtduif. En de vreemde ontroering. Dat is alles. De rest is zakelijkheid. De menschen van de pleziertrein, die je overal tegenkwam. De Duivelsberg. En even weer een vreemde ontroering: die ruimte en dat licht. Alles was vreemd. Een opgetogen meisje, volwassen. Ze kan nog leven, ik leef ook nog. Een te duidelijke stem: “Zooiets zie je bij ons op de Jodenbreestraat toch niet.” Een steil pad naar beneden, te steil, m’n vader komt zittende terecht, halverhoogte.
En tegen den avond, de weg naar ’t station, al die groepjes menschen: de pleziertrein. Een man die op den rand van ’t trottoir staat en z’n hoofd beweegt en dan kotst. De pleziertrein. In de nacht staan we stil op de rails. Het raampje is open, wij hooren ’t gelal uit de andere uit de andere wagens. Een man zit bij het portier. Waar zijn we? Hij wipt op om z’n kop uit ’t raampje te steken en praat naar binnen: “Maarsbergen!” Klap op z’n derrière. “Waarom berg je ‘m dan niet op?” Pleziertrein.
Maar ’t zachte koeren van die duif in de eeuwigheid. Dat steeds maar weer herleeft als ik een duif hoor koeren en soms alleen al als ik hoog-opgaand weelderig geboomte zie. Nijmegen, m’n vader, dat stuk weg, die boomen daar en die duif die koerde. En de weemoed. Lang nadat die dag niet meer komen moest, hingen hier en daar nog die blauwe biljetten. Donderdag 30 Juli 1896. Goedkoope trein naar Arnhem en Nijmegen. De zoete pijnlijke en onbegrepen weemoed dat ’t voorbij was en dat Donderdag de 30ste Juli 1896 nooit meer komen zou.
Dat is alles.
Een vreemd gevoel van onvergankelijkheid.19 Februari 1942
Nescio Uit Boven het dal en andere verhalen. Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1961Wat is hier een belangrijk motief?
GoedOnjuist -
Question 7 of 8
7. Question
Lees het verhaal en maak daarna de vragen.
PLEZIERTREIN Ik heb nog een oudere herinnering.
Donderdag 30 Juli 1896. Kijkt u het maar na in een oude almanak en u zult zien dat ’t klopt. Bestaan er nog almanakken? En winkels: tabak, snuif en sigaren?
Donderdag 30 Juli 1896. Ik zie nog de blauwe aanplakbiljetten. Goedkoope trein naar Nijmegen, 2e en 3e klas, ƒ 1,- heen en weer. En ik voel weer heel even de oude verwachting van toen, toen die dag nog komen moest.
Het geluid van de houtduif. Een weg in een vreemd land, hooge boomen alom. Het moet bij Berg en Dal zijn geweest. En het koeren van de houtduif. En de vreemde ontroering. Dat is alles. De rest is zakelijkheid. De menschen van de pleziertrein, die je overal tegenkwam. De Duivelsberg. En even weer een vreemde ontroering: die ruimte en dat licht. Alles was vreemd. Een opgetogen meisje, volwassen. Ze kan nog leven, ik leef ook nog. Een te duidelijke stem: “Zooiets zie je bij ons op de Jodenbreestraat toch niet.” Een steil pad naar beneden, te steil, m’n vader komt zittende terecht, halverhoogte.
En tegen den avond, de weg naar ’t station, al die groepjes menschen: de pleziertrein. Een man die op den rand van ’t trottoir staat en z’n hoofd beweegt en dan kotst. De pleziertrein. In de nacht staan we stil op de rails. Het raampje is open, wij hooren ’t gelal uit de andere uit de andere wagens. Een man zit bij het portier. Waar zijn we? Hij wipt op om z’n kop uit ’t raampje te steken en praat naar binnen: “Maarsbergen!” Klap op z’n derrière. “Waarom berg je ‘m dan niet op?” Pleziertrein.
Maar ’t zachte koeren van die duif in de eeuwigheid. Dat steeds maar weer herleeft als ik een duif hoor koeren en soms alleen al als ik hoog-opgaand weelderig geboomte zie. Nijmegen, m’n vader, dat stuk weg, die boomen daar en die duif die koerde. En de weemoed. Lang nadat die dag niet meer komen moest, hingen hier en daar nog die blauwe biljetten. Donderdag 30 Juli 1896. Goedkoope trein naar Arnhem en Nijmegen. De zoete pijnlijke en onbegrepen weemoed dat ’t voorbij was en dat Donderdag de 30ste Juli 1896 nooit meer komen zou.
Dat is alles.
Een vreemd gevoel van onvergankelijkheid.19 Februari 1942
Nescio Uit Boven het dal en andere verhalen. Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1961Wat is het thema van het verhaal?
GoedOnjuist -
Question 8 of 8
8. Question
Lees het verhaal en maak daarna de vragen.
PLEZIERTREIN Ik heb nog een oudere herinnering.
Donderdag 30 Juli 1896. Kijkt u het maar na in een oude almanak en u zult zien dat ’t klopt. Bestaan er nog almanakken? En winkels: tabak, snuif en sigaren?
Donderdag 30 Juli 1896. Ik zie nog de blauwe aanplakbiljetten. Goedkoope trein naar Nijmegen, 2e en 3e klas, ƒ 1,- heen en weer. En ik voel weer heel even de oude verwachting van toen, toen die dag nog komen moest.
Het geluid van de houtduif. Een weg in een vreemd land, hooge boomen alom. Het moet bij Berg en Dal zijn geweest. En het koeren van de houtduif. En de vreemde ontroering. Dat is alles. De rest is zakelijkheid. De menschen van de pleziertrein, die je overal tegenkwam. De Duivelsberg. En even weer een vreemde ontroering: die ruimte en dat licht. Alles was vreemd. Een opgetogen meisje, volwassen. Ze kan nog leven, ik leef ook nog. Een te duidelijke stem: “Zooiets zie je bij ons op de Jodenbreestraat toch niet.” Een steil pad naar beneden, te steil, m’n vader komt zittende terecht, halverhoogte.
En tegen den avond, de weg naar ’t station, al die groepjes menschen: de pleziertrein. Een man die op den rand van ’t trottoir staat en z’n hoofd beweegt en dan kotst. De pleziertrein. In de nacht staan we stil op de rails. Het raampje is open, wij hooren ’t gelal uit de andere uit de andere wagens. Een man zit bij het portier. Waar zijn we? Hij wipt op om z’n kop uit ’t raampje te steken en praat naar binnen: “Maarsbergen!” Klap op z’n derrière. “Waarom berg je ‘m dan niet op?” Pleziertrein.
Maar ’t zachte koeren van die duif in de eeuwigheid. Dat steeds maar weer herleeft als ik een duif hoor koeren en soms alleen al als ik hoog-opgaand weelderig geboomte zie. Nijmegen, m’n vader, dat stuk weg, die boomen daar en die duif die koerde. En de weemoed. Lang nadat die dag niet meer komen moest, hingen hier en daar nog die blauwe biljetten. Donderdag 30 Juli 1896. Goedkoope trein naar Arnhem en Nijmegen. De zoete pijnlijke en onbegrepen weemoed dat ’t voorbij was en dat Donderdag de 30ste Juli 1896 nooit meer komen zou.
Dat is alles.
Een vreemd gevoel van onvergankelijkheid.19 Februari 1942
Nescio Uit Boven het dal en andere verhalen. Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1961Wat is hier de fabel?
GoedOnjuist