Oefening 5 - Engelse werkwoorden

Noteer de derde persoon enkelvoud (hij, zij en het) in de tegenwoordige tijd (t.t.) en het voltooide deelwoord van het werkwoord.

crashen ineenzakken crash gecrash

Noteer de derde persoon enkelvoud (hij, zij en het) in de tegenwoordige tijd (t.t.) en het voltooide deelwoord van het werkwoord.

bingoën bingo spelen bingoo gebingoo

Noteer de derde persoon enkelvoud (hij, zij en het) in de tegenwoordige tijd (t.t.) en het voltooide deelwoord van het werkwoord.

beachvolleyen strandvolleybal spelen beachvolley gebeachvolley

Noteer de derde persoon enkelvoud (hij, zij en het) in de tegenwoordige tijd (t.t.) en het voltooide deelwoord van het werkwoord.

managen besturen manag gemanag

Noteer de derde persoon enkelvoud (hij, zij en het) in de tegenwoordige tijd (t.t.) en het voltooide deelwoord van het werkwoord.

teambuilden de onderlinge band versterken teambuil geteambuil

Noteer de derde persoon enkelvoud (hij, zij en het) in de tegenwoordige tijd (t.t.) en het voltooide deelwoord van het werkwoord.

debaten discussiëren debat gedebat

Noteer de derde persoon enkelvoud (hij, zij en het) in de tegenwoordige tijd (t.t.) en het voltooide deelwoord van het werkwoord.

stalken iemand steeds lastigvallen stalk gestalk

Noteer de derde persoon enkelvoud (hij, zij en het) in de tegenwoordige tijd (t.t.) en het voltooide deelwoord van het werkwoord.

spurten rennen spur gespur

Noteer de derde persoon enkelvoud (hij, zij en het) in de tegenwoordige tijd (t.t.) en het voltooide deelwoord van het werkwoord.

stagediven vanaf podium het publiek induiken stagediv gestagediv

Noteer de derde persoon enkelvoud (hij, zij en het) in de tegenwoordige tijd (t.t.) en het voltooide deelwoord van het werkwoord.

skeeleren rolschaatsen skeeler geskeeler

Noteer de derde persoon enkelvoud (hij, zij en het) in de tegenwoordige tijd (t.t.) en het voltooide deelwoord van het werkwoord.

wordfeuden wordfeud spelen wordfeu gewordfeu

Oefening 5 – Engelse werkwoorden