Oefening 5 – werkwoordspelling

De aftobben (voltooid deelwoord) agent keek met fronsen (voltooid deelwoord) wenkbrauwen naar de dreigen (onvoltooid deelwoord) houding van de demonstrant.

Met een verrassen (onvoltooid deelwoord) opstelling verrassen (verleden tijd) de voor de kritiek bezwijken (voltooid deelwoord) trainer de toesnellen (voltooid deelwoord) pers.

Nadat de leider zich tot de groeien (onvoltooid deelwoord) menigte had richten (voltooid deelwoord) , vluchten (verleden tijd) de president met zijn goed organiseren (voltooid deelwoord) veiligheidstroepen.

Als er een moord worden (tegenwoordige tijd) plegen (voltooid deelwoord) op iemand uit de onderwereld weten (tegenwoordige tijd) je bijna zeker dat die zal worden wreken (voltooid deelwoord) .

Toen hij horen (verleden tijd) dat hij een miljoen had erven (voltooid deelwoord) , juichen (verleden tijd) hij te vroeg: door de belasting worden (verleden tijd) volgens de gelden (onvoltooid deelwoord) regels een groot gedeelte opeisen (voltooid deelwoord) .

In de door de storm vellen (voltooid deelwoord) boom staan (verleden tijd) de namen kerven (voltooid deelwoord) van tientallen geliefden.

Hij pochen (verleden tijd) over het feit dat hij schorsen (voltooid deelwoord) was, maar in de klas worden (verleden tijd) er minachten (onvoltooid deelwoord) over hem spreken (voltooid deelwoord) .

Het gebeuren (tegenwoordige tijd) zelden dat toeschouwers zich zo misdragen (tegenwoordige tijd) en moeten worden verwijderen (voltooid deelwoord) .

De bestraffen (voltooid deelwoord) jongen herinneren (verleden tijd) zich niets van de beledigen (onvoltooid deelwoord) opmerkingen die hij naar het hoofd van de de leraar had slingeren (voltooid deelwoord) .

Hij richten (verleden tijd) zich op, doven (verleden tijd) de sigaret en vluchten (verleden tijd) weg.

De pianist die hem concentreren (voltooid deelwoord) begeleiden (verleden tijd) , worden (verleden tijd) door haar binnenkomst storen (voltooid deelwoord) .

De veulens die vrolijk hinniken (onvoltooid deelwoord) in de rondte galopperen (verleden tijd) , werden door de lachen (onvoltooid deelwoord) kinderen gadeslaan (voltooid deelwoord) .

De ontketenen (voltooid deelwoord) spits trappen (verleden tijd) tegen een ballon die door een enthousiaste supporter op het veld was gooien (voltooid deelwoord) .

Nadat hij aftrappen (verleden tijd) , stormen (verleden tijd) de spits naar voren, misleiden (verleden tijd) en passeren (verleden tijd) twee verdedigers en scoren (verleden tijd) een prachtig doelpunt.

De krant vermelden (verleden tijd) een bericht waarin worden (tegenwoordige tijd) melden (voltooid deelwoord) dat de fractievoorzitter ervan overtuigen (voltooid deelwoord) is dat het wel degelijk is gebeuren (voltooid deelwoord) .

De files veroorzaken (verleden tijd) veel ellende op de snelweg en veranderen (verleden tijd) rustige huisvaders in agiteren (voltooid deelwoord) mannetjes.