Oefening 60 – Betekenisverschillen

Welk woord moet worden gebruikt in de volgende zinnen?

….. blijven jullie op dat eiland?

Welk woord moet worden gebruikt in de volgende zinnen?

Ik ….. vergeten het strookje voor de ouderavond mee te nemen.

Welk woord moet worden gebruikt in de volgende zinnen?

Iedereen vond het een ….. afscheid van de overledene.

Welk woord moet worden gebruikt in de volgende zinnen?

Hij gaat mee naar het concert ….. zijn moeder ook akkoord gaat.

Welk woord moet worden gebruikt in de volgende zinnen?

Hij is niet erg geliefd in de klas omdat hij nogal vaak ….. streken uithaalt.

Welk woord moet worden gebruikt in de volgende zinnen?

Ik wil jou dat boek wel lenen, ….. je het me wel op tijd teruggeeft.

Welk woord moet worden gebruikt in de volgende zinnen?

….. moeten die gordijnen worden?

Welk woord moet worden gebruikt in de volgende zinnen?

Als je vaak bedrogen bent dan word je wel …. .

Welk woord moet worden gebruikt in de volgende zinnen?

Voor dat baantje in de keuken moet je wel ….. zijn alles aan te pakken.

Welk woord moet worden gebruikt in de volgende zinnen?

De dieven hadden de deur opengekregen ….. een koevoet.

Welk woord moet worden gebruikt in de volgende zinnen?

Met ….. mijn buurman heb ik de computer weer aan de praat gekregen.

Welk woord moet worden gebruikt in de volgende zinnen?

Ik ….. vergeten hoe je de persoonsvorm in zin een vindt.

Welk woord moet worden gebruikt in de volgende zinnen?

Hij is snel ….. om het bijltje erbij neer te gooien als het hem even tegenzit.

Welk woord moet worden gebruikt in de volgende zinnen?

Die nieuwe collega bleek een …..collega voor de sectie.