woordsoorten – bijvoeglijke naamwoorden benoemen – oefening 2

Welk woord is in de zin een bijvoeglijk naamwoord?

Wij gaan een nieuw huis bouwen.

Welk woord is in de zin een bijvoeglijk naamwoord?

Deze Japanse nootjes moet je proeven.

Welk woord is in de zin een bijvoeglijk naamwoord?

Ik zoek een Nederlandse film om in de examenklassen te laten zien.

Welk woord is in de zin een bijvoeglijk naamwoord?

Amsterdammers klagen veel over de grote aantallen buitenlandse toeristen.

Welk woord is in de zin een bijvoeglijk naamwoord?

De politieke partijen discussiëren over het eigen risico.

Welk woord is in de zin een bijvoeglijk naamwoord?

Hij had geen problemen met die ingewikkelde opgaven.

Welk woord is in de zin een bijvoeglijk naamwoord?

Welk woord is in de zin een bijvoeglijk naamwoord?

Welk woord is in de zin een bijvoeglijk naamwoord?

Het ontwerp maken was moeilijk.

Welk woord is in de zin een bijvoeglijk naamwoord?

Natuurkundeleraren voor de hoogste klassen zijn moeilijk te vinden.

Welk woord is in de zin een bijvoeglijk naamwoord?

Ik word al misselijk als ik er naar kijk.

Welk woord is in de zin een bijvoeglijk naamwoord?

De nieuwe buren lijken ons aardig.

Welk woord is in de zin een bijvoeglijk naamwoord?

Geef mij maar een heerlijke gehaktbal.