In bijna elk examen kom je vragen tegen waarbij je een zin, zinsgedeelte, woordgroep of een woord moet citeren.
Citeren betekent letterlijk overschrijven. Je hoeft de zin echter niet helemaal over te schrijven. Je kan volstaan met het noteren van de eerste twee en laatste twee woorden en daartussen drie puntjes. Zet er wel altijd de regelnummers achter.
Noteer bij een zin de hele zin met hoofdletter en punt.
Noteer bij een zinsgedeelte een deel van een zin. Een hele zin leidt tot aftrek of nul punten.
Bij een woordgroep noteer je een paar bij elkaar horende woorden zonder persoonsvorm. Het gaat hier vaak om zinsdelen.
Wordt er gevraagd naar één woord noteer dat dan ook. Meer woorden leiden tot aftrek of nul punten.
Voorbeeld vraag 8 examen havo 2015: In alinea 4 wordt positief gesproken over de slachtofferenquête. 2p Citeer de zin uit het tekstgedeelte van de alinea’s 5 tot en met 7 waarin duidelijk sprake is van directe kritiek op die enquête.
Antwoord:
maximumscore 1 “Nu zitten ze op een school voor vmbo en vallen in slaap of gaan klieren als ze in een of andere ‘beroepsgerichte kwalificatiestructuur’ moeten proberen hun weg te vinden” (regels 158-162) Of “Nu zitten …te vinden” (regels 158-162)
Open vragen
Bij het examen krijg je vragen met de opdracht die in eigen woorden te beantwoorden. Citeren is dan niet toegestaan. Maar het gebruiken van bepaalde termen uit de tekst wel. Bij dit soort vragen ben je vaak aan een maximum aantal woorden gebonden. Als je dat aantal niet overschrijdt, levert dat een extra punt op.
Meerkeuzevragen
Probeer bij een meerkeuzevraag bij elke antwoordmogelijkheid te beredeneren waarom die juist kan zijn. Bij nauwkeurige lezing kom er dan vaak wel achter waarom het antwoord wel of niet goed.
Je kan ook eerst in eigen woorden de vraag proberen te beantwoorden. Lees vervolgens alle antwoorden door en streep de antwoorden die zeker fout zijn door. Maak vervolgens een keuze.
Deze inhoud is intellectueel eigendom van ExtraNederlands. Gebruik door derden is alleen toegestaan ter ondersteuning van (de lessen in) het vak Nederlands in het basis- en voortgezet onderwijs.