Gerrit Komrij (1944-2012) is een van onze bekendste columnisten. Zijn columns zijn verzameld in verschillende bundels. Daarnaast schreef hij o.a. de romans ‘Over de bergen’ (1990) en ‘Dubbelspel’ (1993). Zijn gedichten werden verzameld in de bundel  ‘Alle gedichten tot gisteren’ (1994). In 2000 werd hij de eerste Dichter des Vaderlands. Ook schreef hij verschillende poëziebloemlezingen waarvan Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw’ de bekendste werd.

=> Kees van Kooten

 

Morgen heten we allemaal Ali

Een oude man klaagt II

 
Komrij over het ABP (Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds): 

HET PENSIOENFONDS, ALGEMEEN BURGERLIJK
Constant wijntjes, samenzijntjes,
Rookgordijntjes nooit omhoog.
Plannen smedend aanbestedend,
Handig met de elleboog:
Broeders zijt gij, dus gedijt gij,
Kwaliteitsvrij in het slijk.
Geen gezanik, denkend aan ‘ik’.
Eigenbaat maakt vindingrijk.
Luie stinkers, nooit uitblinkers –
Bij de pinken, roets-roets-roets,
Om serviel en zwaar te knielen
Voor de God Onroerend Goeds.
Smeergeld, reizen, vette spijzen,
Sekspaleizen, vaste prik
Deze werreld die carrièrelt,
maar die thuishoort in de lik.
Gerrit Komrij

Vrij naar  Kinder-lyck van Joost Van  den Vondel